Madagaskar – 2000

6 september 2000

Het vertrek

Bij de incheck balie op schiphol staan al een aantal mensen te wachten. “Zouden dat ook Summumgangers zijn”, fluisteren we elkaar toe. Als er nog meer mensen bij komen neemt er iemand het initiatief en al snel zijn de handen geschud. We spreken onze bewondering uit voor de koffers/tassen van Léon en Henny en zullen proberen te onthouden hoe ze er uit zien want ze lijken erg handig. Na bijna vier weken de bus op en af sjouwen blijkt dat ze daadwerkelijk handig zijn dus komen ze op ons verlanglijstje te staan. De koffer/tas van Peter en Adeline ziet er net zo handig uit alleen zal menig sjouwer hem de komende weken vervloeken, hij is een beetje zwaar! Maar alles wat er in zit is voor een goed doel en dat verzacht een heleboel.

Het weer is bijzonder slecht, vlak boven de landingsbaan in Parijs is er pas weer zicht. Dit vliegveld is echt groot. Maar alles staat duidelijk aangegeven en we lopen maar één keer verkeerd. We vertrekken ruim een uur te laat, maar ach wat maakt dat uit op een reis van 8.500 km. De vlucht verloopt prettig, weinig turbulentie, heerlijk eten en een leuke film. Eindelijk is Madagaskar in zicht. Het land is te herkennen aan de vuren die we zien branden. Natuurlijk geloof ik Jan niet als hij zegt dat het vuren zijn, maar gaandeweg de reis zien we nog meer vuren met name na zonsondergang en weet ik dat hij gelijk had. Ook tijdens de rit naar het hotel zijn er duidelijk brandgeuren te ruiken. Op het vliegveld staat Helen, de reisleidster, op ons te wachten. We worden gecheckt en dubbel gecheckt voordat we door mogen lopen. Sommige van ons moeten zelfs hun koffer open maken! Jan gaat snel even geld wisselen dan hoeven we dat morgen niet meer te doen. Het lijkt de staatloterij wel want we zijn in één klap miljonair en kunnen met moeite het geld normaal opgeborgen krijgen.

We rijden in het donker door de stad maar er is best nog veel leven op straat. De temperatuur ligt hier ’s avonds rond de 15 °C en dat is best lekker voor ons. De maan staat hier op z’n kop, volgens onze normen, en dat is een grappig gezicht. In Hotel Indri worden de kamers verdeeld en gaan we na een drankje proberen om lekker te slapen en de eerste indrukken te verwerken.

7 september 2000

Zijn we wel in Afrika geland?

Om 9 uur gaan we met het grootste gedeelte van de groep ontbijten in de stad bij een epicerie. Verrassend is het heerlijke stokbrood. Lekker met ham, kaas, tomaat en mayonaise, een heerlijk begin deze dag. Als we terug zijn in het hotel is de eerste briefing. Helen verteld ons alle dingen die we over Tana moeten weten, wat we nog aan haar moeten betalen, hoe de reis ongeveer zal gaan lopen en nog veel meer. We laten de fotospullen achter in de kluis van het hotel als we op stap gaan zodat we ons daar vandaag geen zorgen over hoeven te maken.

Inmiddels is het korte broeken weer geworden en gaan de pijpjes er massaal af en gaat iedereen zijn eigen weg in de stad.

De eerste vijf minuten op straat is even wennen. De mensen zijn hier allemaal erg klein en zien er voornamelijk Aziatisch uit.

Zijn we wel in Afrika geland? De geur doet vermoeden van wel, het ruikt in ieder geval niet naar Indonesië, het stinkt zelfs vind ik. Vooral de uitlaatgassen van al die oude barrels die er rijden zorgt voor een nare metaalachtige smaak in je mond.

Tana (Antananarivo) is de hoofdstad van Madagaskar, er wonen ongeveer 3 miljoen mensen en dat is te merken. Het krioelt er gewoon van, en er wordt van alles verkocht en verhandeld, maar dat maakt het wel heel levendig en gezellig. Tana is gebouwd op twaalf heuvels en dat is ook te merken want wil je van de Avenue de l’Indépendance naar de rest van de stad dan zal je flink moeten klimmen. Aan beide kanten van deze “hoofdstraat” lopen trappen waar geen einde aan lijkt te komen. Vooral uit de verte is dit een prachtig gezicht want er lopen zoveel mensen op die trappen dat het wel een mierenhoop lijkt.

Wij gaan ook omhoog want volgens Helen moet het VVV boven aan de trap liggen. Na even zoeken hebben we het gevonden en kopen we snel een stadsplattegrond want dat lijkt ons zeer handig. We willen als eerste de Rova bezoeken. Dit zijn de resten van het koninklijke paleis. Het is gebouwd op de hoogste heuvel van de stad. Helaas is het paleis in 1995 afgebrand en heeft men geen pogingen gedaan om het te herbouwen. Toch willen we er even gaan kijken. Op de kaart kunnen we het niet vinden en als we het gaan vragen bij het VVV sturen ze ons totaal de verkeerde kant op, dus nemen we maar een taxi. Voor 4 gulden weet je alles en word je ook niet moe.

We moesten natuurlijk wel afdingen want eerst moesten we een tientje betalen en dat zou veel te veel zijn volgens Helen en de Lonely Planet. De temperatuur is inmiddels al aardig opgelopen dus dat we niet hoeven te lopen is niet echt vervelend.

Bij het paleis konden we door de hekken naar binnen maar dan moesten we wel weer even 10.000 franc betalen (4 gulden). Daar hadden we even geen zin in. De jongens die op ons afkwamen vonden het maar niks dat we niet wilde betalen. Als we dan ook naar de achterkant lopen om van het vergezicht te genieten komt er een snel naar ons toe. Hij begint spontaan te vertellen wat we zien, waar we staan en weet ik veel waar hij het allemaal over heeft. Als we weer weg willen lopen eist hij geld van ons voor zijn verhaal. Dit is wel een hele agressieve manier van zaken doen, daar zijn wij niet erg van gediend en we lopen dan ook zonder te betalen weg. Maar dat knaagt want die jongen moet ook eten dus geeft Jan hem toch 1000 franc (40 cent), tenslotte hadden we niet om zijn diensten gevraagd. Rare ervaringen zijn dit, hoe moet je hier nou mee omgaan?

We beginnen aan de wandeling naar beneden. Onderweg heb je een prachtig uitzicht over de stad. Je ziet het stadion, het meer en de heuvels in de verte. Al snel hebben we enorme dorst en kopen we in een piepklein, zeer godsdienstig winkeltje, een fles water. Slenterend lopen we verder totdat we bij een zeer Frans aandoende kathedraal/kerk komen (Eglise Anglicane d’Ambohimanoro). Uiteraard gaan we binnen even een kijkje nemen. Het is niet te geloven. Alle heilige beelden die je maar kan verzinnen zijn aanwezig, de ramen zijn gebrandschilderd en het enige dat ontbreekt is een altaar waar je kaarsjes kan opsteken. Maar ja wie heeft daar nou geld voor in zo’n arm land?

We dalen verder af en gaan slenteren over de markt. Vroeger was deze markt de trekpleister van Tana omdat hier ook volop souvenirs verkocht werden, maar toen de criminaliteit toenam heeft men de toeristenstalletjes verplaatst. Daar zullen we op het einde van de vakantie nog een kijkje gaan nemen. Nu is het een “echte markt” vinden wij en werkelijk alles wat je in en om je huis nodig kan hebben is er te koop. Van zakkenrollers of andere ongure types is niets te merken en we voelen ons dan ook zeker niet onveilig, Het is zelfs een genot om hier te lopen, geen vervelende verkooppraatjes of opdringerige types. Een prachtige markt.

Maar dan gaat de inwendige mens weer spreken en gaan we op zoek naar een restaurant. We belanden in Glacier een Italiaans hotel restaurant en we bestellen dan ook tagliatelle om in de sfeer te blijven. Het is een beetje flauw maar het vult en dat is het belangrijkste. Na het eten gaan we weer terug richting de trappen alleen gaan we nu aan de andere kant omhoog. Boven is het erg druk met auto’s en is er, buiten een geheel nieuwe kerk met Lourdesgrot, weinig te beleven. Dan nog even richting het meer. Dit is een flink eind lopen en zeker als je ook nog verkeerd loopt. Als we er eenmaal zijn, hebben we het helemaal gehad. Zere ogen, droge mond en moeie voeten dus hoog tijd om terug te lopen naar het hotel. Een uurtje lezen en een lekkere douche doen wonderen. Om half zeven staan we weer paraat om met z’n allen ergens te gaan eten. Wij eten voor het eerst Malagasisch n.l. Romazava. Romazava is bouillon met stukken rundvlees (zebu), kippenpootjes, een soort spinazie en rijst. De rijst wordt apart geserveerd en ook nog een tomatenprutje; heerlijk. Een glas Malagasische wijn maakt het helemaal af.

8 september 2000

Rust!

Na weer een heerlijk ontbijtje, nu verorberd in de andere epicerie gaan we om exact half tien rijden. Helen is onder de indruk van onze groepsdiscipline. Voor half tien stond iedereen dus al klaar en waren de koffers al boven op de bus gehesen, ach ja!

We rijden over een prima geasfalteerde weg de stad uit, het is wel erg druk. Het eerste stuk is de natuur nog niet zo mooi maar hoe langer we rijden hoe meer sawa’s er verschijnen en hoe mooier het wordt. Kleine rode huisjes staan zo maar willekeurig in het land, het land van de Merina dat straks overgaat in het land van de Betsileo maar zover zijn we nog niet. In Behenji, waar een zeer levendige markt is, stoppen we even. We slenteren wat heen en weer en maken een paar mooie plaatjes. Iedere taxi-brousse die stopt wordt bijna overvallen door verkopers van lekkere gefrituurde hapjes. Als de eerste passagier uit stapt krijgt hij meteen een grote schaal onder zijn neus, maar er wordt weinig verkocht. Bij de plaatselijke slager hebben ze nog nooit van het woord hygiëne gehoord, het vlees ligt zonder koeling (het is ca. 25 °C) in de ruw houten marktkraam (!?).

Als we weer verder rijden, stoppen we steeds als het ergens mooi is. Het probleem is dat het overal mooi is, dus worden er veel te veel foto’s gemaakt. In Ambatolampy gaan we lunchen. Ik eet weer Romazava want die was gisteravond erg lekker, en nu ook, al is deze toch weer anders klaar gemaakt. Jan eet Poulet a la moutarde, ook heel goed te eten. We lopen nog even het dorp op en neer en fotograferen nog een paar spelende kinderen om vervolgens weer in de bus te stappen en verder te reizen. Een leuke stop is bij een fabriekje waar ze autotjes maken van restmateriaal.

En dan zijn we in Antsirabé waar we twee nachten zullen blijven.

Wat op valt in deze stad is de rust, de weinige auto’s en de schone lucht. Nou blijkt die rust redelijk betrekkelijk als je weet dat er in het hotel een discotheek is en het toevallig wel vrijdag is vandaag. Buiten voor het hotel is een groot kruispunt, hier zijn ze een basketbalveld aan het uitzetten. Waarschijnlijk is er morgen een toernooi en dat zal ook wel de nodige drukte met zich mee brengen. De kamer is netjes en nadat we de koffers er hebben gebracht gaan we op verkenning uit. In deze stad rijden z.g. Pousse pousse’s. Dit zijn een soort betjaks die door mannen in “lompen” en op blote voeten getrokken worden. Als ze je aan zien komen, komen ze direct naar je toe maar als je nee zegt gaan ze direct weer weg. Alle mensen zijn erg vriendelijk en er wordt heel wat afgelachen op straat.

Als we op de terugweg van onze kennismakingstocht langs salon Helene komen zien we een aantal andere van de groep aan het bier zitten, dus gaan we er gezellig bij zitten en drinken we een biertje mee (uit een wijnglas). We spreken af om met z’n achten (Léon, Henny, Petra, René, Marijke, Albert, Jan en ik) te gaan eten en kiezen voor restaurant Razafimamanjy: It is a popular meeting place for local youths. It’s a bit dingy, but is recommended for live Malagasy music on Friday en Saterday nights, volgens de Lonely Planet. Voor de verandering blijkt dit een keer waar te zijn. Het wordt een zeer geslaagde avond. Albert en ik eten een locaal visgerecht en dat is me daar toch lekker! Maar ook wat de anderen voorgezet krijgen is de moeite waard. De muziek is uit de oude doos. Populaire nummers uit de zeventiger jaren worden vol vuur gezongen door de Malagasische jeugd. Maar gelukkig wordt er ook Malagasische muziek gespeeld.

9 september 2000

Culture shock

Vanmorgen het ontbijt genuttigd in het hotel, dat was niet zo’n succes. Wij hadden redelijk goed geslapen al werden we ’s nachts regelmatig wakker van de herrie op straat, maar sommige van ons sliepen wel erg dicht bij de discotheek en hebben dus geen oog dicht gedaan. Om kwart over negen verzamelen we en gaan richting Hotel des Thermes. Dit is een groot oud koloniaal gebouw met een mooie tuin er omheen. Voorheen had Summum hier in een niet gerestaureerde vleugel kamers maar nu het hotel klaar is, is dit niet meer te betalen. Vandaar Hotel Imperial dat volgens ons niet echt de oplossing is.

Bij dit mooie hotel staan de pousse pousse’s al klaar. We gaan een rondrit maken door de stad en een aantal bezienswaardigheden bezoeken. Het zit best lekker, dacht ik toen we nog stil stonden. Toen de “driver” , Jean-Claude genaamd, begon te lopen (op zijn blote voeten) werd ik een beetje onrustig. Vol met gemengde gevoelens bedenk ik mij ineens dat dit nu een ”culture shock” is. Maar nuchter geredeneerd ben ik blij dat die man vandaag wat verdiend en in ieder geval ‘n dag te eten heeft. Het is niet anders!

Als we uit het centrum weg zijn straalt de armoede je tegemoet. Alles gebeurt op straat en je ziet dan ook overal mensen. De eerste stop is bij een edelstenenslijperij, dat is genieten. Bij binnenkomst krijgen we allemaal een cadeautje, de mannen een asbakje en de vrouwen een geslepen groene druppel. Helaas heb ik niet kunnen onthouden welke soort edelstenen we allemaal gezien en meegenomen hebben. (Zal wel door de Lariam komen). Er ligt ook een berg afvalstenen, hier mogen we naar hartelust uitzoeken voor thuis. Gelukkig wordt de souvenirswinkel ook druk bezocht, zo verdienen ze vandaag tenminste nog wat in plaats van dat ze alles weggeven. Zelf kopen we een mini fossiel voor bij de schelpen verzameling.

We gaan weer verder. Onze beertjes, die aan de rugzak hangen, vinden de kindertjes erg leuk maar we geven ze niet weg want als je de een wat geeft moet je de ander ook wat geven en dat kan niet in dit geval. We gaan naar de markt. Het wordt nog drukker op straat, het is in ieder geval wel een stad die leeft. De markt is een aaneenschakeling van zeer smalle gangetjes waar wij met moeite door heen konden laveren met onze rugzakken. Het rook er niet zo erg fris maar het was wel heel leuk om rond te lopen. Ook hier is het uiteraard een drukte van jewelste. De drivers staan geduldig op ons te wachten en na een klein uurtje vertrekken we weer. Petra voert onderweg een dansje op en dit zorgt voor uitbundige vreugde bij de kleine kindertjes. De volgende stop is bij een bedrijfje dat van zeeboehoorns allerlei toeristenprullen maakt. Het initiatief is goed en het is fascinerend om te zien hoe uit een hoorn een vogeltje ontstaat. Ook hier weer zeer veel kindertjes als toeschouwers van de Vazaha’s (blanke vreemdeling) en wij maken “natuurlijk” weer foto’s van hun.

In dit deel van de stad staan veel huizen die er erg Frans uit zien. Ieder huis heeft wel een balkon boven met een mooi hek ervoor. De meeste kunnen wel een verfje gebruiken maar toch zijn dit tenminste echte huizen (in onze ogen dan). Na dit bezoek gaan we richting hotel. Een straat voor het hotel stappen we uit en betalen we ieder 25.000 mgf. Mijn driver wil graag iets meer om samen met zijn vriend iets te gaan drinken maar Helen heeft ons gewaarschuwd om dat niet te doen, omdat we op die manier de markt verpesten. We vinden het wel heel lastig en kunnen niet zo gauw een oplossing verzinnen. Later horen we van Léon en Henny dat zij hen een T-shirt hebben gegeven, stom stom stom dat we dat niet zelf hadden kunnen verzinnen!

Na deze enerverende ochtend zijn we ansichtkaarten gaan kopen en lekker gaan lunchen in ons restaurant van gisterenavond. We nemen lekker een Chinese soep en schrijven onderhand de kaarten.

Om half vier vertrekken we naar Andraikiba om naar de zonsondergang te gaan kijken. Andraikiba is een vulkanisch meer ten westen van Antsirabé, je kan er omheen wandelen of je kan de heuvel beklimmen en het achterland bekijken. Onderweg hier naar toe komen we weer een roadblock tegen. Een aantal militairen of politiemannen langs de weg die de bus tot stilstand manen en dan alle papieren van de buschauffeur bekijken. We zullen dit nog vaker meemaken deze vakantie tot zelfs een paspoortcontrole aan toe. Maar we komen uiteindelijk toch bij het meer aan. We zijn er dan inmiddels ook achter gekomen dat we Peter en Adeline vergeten zijn mee te nemen!?.

We klauteren naar boven en worden getrakteerd op een prachtig vergezicht. Als het tijd voor de zonsondergang wordt gaan we via een mooie wandeling terug naar beneden. Onderweg zien en horen we heel wat vogels. Beneden staan bankjes om het meer en zo kunnen we optimaal genieten van een prachtige zonsondergang en van de stilte van het meer.

Eenmaal weer terug in het hotel besluiten we om met z’n zessen (Peter, Caroline, Marijke, Albert, Jan en ik) weer naar hetzelfde restaurant te gaan en ook dit wordt weer een heerlijk diner. Marijke en ik maken kennis met de Malagasische sambal en wij weten nu dat die heeeeeeeeel erg heet is.

 

10 september 2000

Betsileo

Om even over half acht kunnen we vertrekken. Er zijn er een paar behoorlijk ziek en dat is niet zo leuk op zo’n lange reisdag. We zullen dus wat extra stops maken als dat nodig mocht zijn. De weg is hier nog steeds goed en we rijden al snel in een prachtige omgeving. Rijstvelden worden afgewisseld door grote rotsblokken en prachtige vergezichten. In Ambositra stoppen we even. Dit is het houtsnijdorp. Wij zijn er niet erg van onder de indruk en houden het bij het drinken van een bakkie thee. Wel fotografeert Jan nog een heel oud mannetje dat voor het café zijn opwachting maakte. We gaan weer verder. Inmiddels zijn we in het gebied van de Betsileo gekomen. De mensen dragen hier allemaal een hoedje. Sommige hoedjes lijken net gevlochten mandjes maar het is een vrolijk gezicht om te zien. Onderweg naar de volgende geplande stop moet de bus abrupt stoppen voor Henny want die is echt beroerd en gooit even alles eruit, later stoppen we ook nog even omdat de omgeving zo ontzettend mooi is.

Als we in een dorpje komen waar het markt is wemelt het van de mensen en de hoedjes. Iedereen is heel fleurig gekleed en het geheel maakt dat je er vrolijk van wordt. Uiteraard stoppen we even om over de markt te lopen en mensen te kijken. Je kan je alleen wel afvragen wie kijkt er naar wie want wij hebben net zoveel lol om hun als zij om ons.

Vlak voordat we de slechte weg opgaan maken we een stop om te picknicken. Er staan stenen tafels met bankjes en prullenbakken. De plaatselijke jeugd komt alweer toegesneld maar blijven netjes op een afstand zolang wij aan het eten zijn. Wij hebben een blikje cornedbeef gekocht want de La vache qui rit gaat nu al vervelen, en ik moet zeggen het smaakte heerlijk. Marijke gaat het veld in om te plassen, er worden flink wat geintjes gemaakt hierover en net als ze klaar is verschijnen er twee inlanders op het pad. Wij liggen dubbel en Marijke is heel erg opgelucht dat ze net klaar is. De mensen zijn hier heel slecht gekleed maar wel weer heel erg vriendelijk. Adeline laat de kinderen door de zoeker van haar fototoestel kijken en dat vinden ze uiteraard erg leuk. Op het moment dat we weg gaan worden de prullenbakken geplunderd; hoezo culture shock in Madagaskar. Gelukkig zat er nog wat in, in het cornedbeef blikje of……….

De weg of te wel de piste is minder slecht dan ik had verwacht. De sfeer in de bus is erg goed en af en toe kan je lekker lachen om de droge opmerkingen van diverse mensen. Als we het park binnen rijden vraagt Roel aan Helen waar de lemuren zijn opgehangen, want als het goed is gaan we die vandaag en morgen zien. Volgens Helen konden we ze misschien al vanuit de bus zien, vandaar Roel zijn vraag.

We stoppen bij de Namorona-waterval vlak voor Ranomafana wat ons einddoel is van deze dag. Het is hier heel mooi. Aan de ene kant van de weg de waterval en aan de andere kant van de weg, tegen de rotsen aan, prachtige bloemen. Het water sijpelt hier langs de rotsen naar beneden en in een spleet vindt Helen een kikkertje. Moeilijk te fotograferen zo’n ukkie maar toch weer iets bijzonders.

In Ranomafana hebben we allemaal onze eigen houten bungalow, eenvoudig van binnen maar stukken beter dan het hotel van de afgelopen dagen. Ons huisje staat vlak bij de generator, dat lijkt wat minder maar valt achteraf reuze mee want deze wordt om 11 uur uitgezet en dan is het alsnog stil (op de waterval na).

Om half zes gaan we alweer op pad voor een “nacht”-wandeling. We rijden met de bus naar de ingang van het park want het is net te ver lopen. We moeten allemaal een “permit” hebben om in de park rond te mogen lopen. Dit kost maar liefst 50.000 mfr p.p. (ƒ20,-), en nou maar hopen dat ze iets goeds doen met dat geld. Het regenwoud in Madagaskar is niet te vergelijken met dat van bijvoorbeeld Brazilië of Indonesië. De bomen hebben hier ongeveer 1/3 van de hoogte van wat ze daar hebben en daarom is de vegetatie in het woud ook totaal anders. Als we een gids hebben kunnen we op pad. Het is al bijna donker, dit geeft een extra tintje aan deze wandeling. Na een pittig klimmetje komen we bij een open plek waar, helaas, nog meer mensen zijn om de Brown mouse lemur te zien. Maar ondanks de drukte is het toch spectaculair zo’n klein lemuurtje met hele grote bolle ogen. Ook komt er een Striped civet (fossa) te voorschijn en die komt volop in de flitslichten te staan. Als toetje komt er een Fat-tailed dwarf lemur spontaan uit een boom naar beneden. Dit beest schijnt net 1 week uit de winterslaap te zijn en dit is dus heel bijzonder. Het is echt genieten en je raakt er zelfs een beetje van onder de indruk; want hier doe je het toch allemaal voor. Op de terug weg in het stikke donker vindt de gids een kleine neushoornkameleon. Hij is niet groter dan een pink en hoe die gids hem heeft kunnen vinden zal voor ons altijd een raadsel blijven.

Om acht uur gaan we met z’n allen eten. We kunnen vanavond niet kiezen maar dat is geen ramp want het eten is heerlijk. Worteltjessoep, vis in een heerlijke saus met rijst en gebakken banaan met jam toe, lekker en gezellig.

11 september 2000

Onze eerste lemuren en rivierkreeftjes

Het was toch wel een beetje een onrustige nacht want elke keer dacht je dat het heel hard regende maar dat was de waterval. De generator begon om kwart voor zes weer te draaien maar toen waren we al wakker want om half zeven moesten we ontbijten. Vandaag gaan we weer terug naar het park voor het spotten van onze eerste “dag”-lemuren. Bij het park wordt de groep in tweeën gesplitst en gaan we op pad. De gids vertelt ontzettend veel, te veel om allemaal te onthouden: grote spin, palisander bomen, Girafnek-kever (Trachelophorus giraffa) en vogels in alle soorten en maten. En dan is daar onze eerste lemuur: de kleine bamboe lemuur. Ze zijn helemaal bruin en inderdaad niet zo erg groot. Ze hebben een hoog knuffelgehalte. Het is erg druk in het bos met andere groepen en iedereen wil natuurlijk de mooiste foto maken dus loop je elkaar behoorlijk in de weg.

We klimmen soms behoorlijk steil omhoog of dalen al klauterend naar beneden. Maar het is een prachtig stuk regenwoud. En toen zagen we de grote bamboe lemuur. Deze is ook bruin maar uiteraard een stukje groter. Ze zijn moeilijk te fotograferen maar we vinden het geweldig dat we ze te zien krijgen. Als we bij een uitkijkpunt zijn en even kunnen uitrusten komt er ineens een eastern ring-tailed mangoose te voorschijn. Helaas schrok hij net zo erg van ons als wij van hem en duurde het bezoek maar even, net lang genoeg om hem toch even op de film te zetten. Als we weer verder gaan zien we ook nog een sifaka. Deze heeft een witte vlek op zijn achterste en is vrij groot. Het was een nijdig klimmetje om er te komen en ik ben blij dat ik een stok bij me hebt want zonder weet ik niet of ik boven gekomen was. We zijn inmiddels als zo’n drie uur onderweg maar er komt nog meer. Van heel dicht bij zien we de red-bellied lemuur, dit is echt helemaal te gek. Zo dichtbij! De vrouwtjes hebben een witte bef en bij de mannen is het wit rond de ogen. Dit is allemaal heel goed te zien, gelukkig zijn we nu alleen met onze groep en loopt er niemand in de weg. Na nog een uur lopen zijn we weer terug bij het beginpunt. Het was een prachtige wandeling en een geweldige ervaring om eindelijk de lemuren in het echt te zien. Jan koopt een t-shirt om dit prachtige park niet te vergeten en gaan een beetje moe maar zeer tevreden terug naar onze bungalows. De lunch is weer voortreffelijk: viskroketjes, spaghetti Bolognaise en fruitcocktail toe, niet slecht na zo’n lange wandeling.

’s Middags doen we helemaal niets, lezen en slapen en wachten tot we weer mogen eten. Dit lijkt verdacht veel op vakantie en zo ervaren we het ook. Het eten wordt één groot feest. We krijgen rivierkreeftjes in tomatensaus. Om ze te kraken krijg je een houten hamer en hakblok maar als je er op slaat spettert de tomatenprut alle kanten op. Degene die een witte trui aan hebben (Peter en Carolien) zijn niet best af maar ook op mijn paarse t-shirt verschijnen steeds meer vlekken; de pret is er niet minder om. Ook de smaak is voortreffelijk al moet je er wel veel voor doen voordat je het idee hebt dat je wat gegeten hebt. Tijdens het eten worden we getrakteerd op muziek, niet overheersend aanwezig maar gewoon als achtergrond muziek. Toe krijgen we geflambeerde banaan, ze doen er zelfs het licht voor uit. Alles bij elkaar weer een perfecte dag.

12 september 2000

De beste keuken van Madagaskar

Bij de eerste stop van deze ochtend zien we het verloop van de waterval die we twee dagen eerder ook al gezien hebben (Namorona). Een mooi gezicht en zeer fotogeniek. Hierna weer anderhalf uur hobbelen en hopsen over de piste totdat we bij een dorpje komen. Helen noemt dit het zwarte dorp omdat er zoveel huizen zwarte roet aan de buitenkant bij hun ramen hebben. Het doet een beetje triest aan en de mensen zien er nogal armoedig uit. Er zijn hier een aantal smederijen die we kunnen bekijken. Helen en Henny voetballen even met de plaatselijke jeugd. Het is lekker om even de benen te strekken maar we gaan toch maar weer snel verder om op tijd in Fianarantsao te zijn. Hier zullen we maar één nacht blijven, dus hebben we maar één middag om de stad te zien. Vlak voor de lunch komen we bij Tsara Guest House aan. Een prachtig en heel schoon hotel en een aantal kamers zijn zo nieuw dat de verf nog nat is. In dit hotel schijnt de beste keuken van heel Madagaskar te zitten volgens de Lonely Planet dus dat komt goed uit. We hebben dit natuurlijk uitgeprobeerd en het was inderdaad erg lekker maar of dit nou het lekkerste is wat we deze weken zullen eten? Ik weet het nog niet, maar de tijd zal het leren. Jan had couscoussalade en ik lasagne. We gaan meteen om twee uur naar de bank zodat wij de eerste van de groep zijn, denken we. Helaas was de Baobab-bus eerder aangekomen dan wij en stond de bank vol. Gelukkig is er aan de overkant van de weg nog een bank en daar is het iets rustiger. Als we weer miljonair zijn wandelen we op ons gemak naar beneden waar de markt is. Ik weet niet hoelang we gelopen hebben maar er kwam geen eind aan. Er is van alles te koop en vaak horen we “bonjour Vazaha”. Leuk toch! Op de terugweg wandelen we ook nog even naar de kerk maar die blijkt gesloten te zijn, dan maar snel naar het hotel. In het hotel logeert ook een Nederlands stel die we een dag eerder ook in Ranomafana hadden gezien. Tijdens de borrel raken we aan de praat. Ze zijn samen op vakantie en doen alles met lokale gidsen en taxi’s. Ze maken de reis tegenovergesteld aan wat wij doen omdat ze zo weinig mogelijk andere toeristen tegen willen komen. Er valt een hoop te regelen op de manier zoals hun reizen en dat spreekt me niet echt aan en ze zien zeker niet meer dan ons. Het zijn aardige mensen en het is wel leuk om hun verhalen aan te horen. Om half acht gaan we weer met z’n allen eten. We blijven natuurlijk in het hotel en het is de moeite waard. Ik eet ravioli gevuld met vis en spinazie en daarna vis met rivierkreeftjessaus. Jan had foie gras en daarna eend met olijven, ook erg lekker. Het begint zo langzamerhand wel een culinaire reis te worden maar als je de hele dag verder niet snoept zijn de maaltijden best belangrijk en als het dan ook nog zo goed te eten is, is dat alleen maar meegenomen. Over ons gewicht gaan we thuis wel weer moeilijk doen.

13 september 2000

De zeboemarkt

Om acht uur vertrekken we al weer uit Fianarantsao. We rijden door een gedeelte van de stad dat we nog niet gezien hadden. Het krioelt er alweer van de mensen maar hier zien we ook hele schamele hutjes en veel armoede terwijl dat in het andere gedeelte veel minder was. We stoppen als eerste bij het dorpje dat afgebeeld is op het briefje van 500 mgf. Het lijkt echt en uiteraard moet dat gefotografeerd worden. Nog geen tien tellen nadat de bus stil stond kwamen de kinderen uit het dorp al weer aangesneld. We maken even plezier met ze en gaan weer verder naar de volgende stop. Onderweg zien we wijngaarden. Het is nu nog winter in Madagaskar dus zien we alleen maar stokken staan. De volgende stop is in Ambalavao waar een papierfabriekje zit. Hier wordt van sisalpulp papier gemaakt. De gids laat ons het hele proces zien en vertelt vol vuur hoe alles in zijn werk gaat. De boom wordt in repen gesneden en gekookt. Als de vezels zacht zijn worden ze door mensen met houten hamers aan pulp geslagen. Deze pulp gaat in een grote bak water en wordt verdeeld over een zeef. Het water loopt weg en de pulp blijft achter en wordt gedroogd. Op het einde van het proces worden er bloemblaadjes op de geharde pulp gelegd en overgoten met een heel dun laagje natte pulp zodat als het opgedroogd is de blaadjes er op blijven plakken. Het fabriekje dateert al uit 1930 en is ooit door een Fransman opgestart na observatie van het papier maken zoals de Antaimoro-mensen (bewoners van de zuidkust) dit deden. Het eindresultaat is een heel grof papier, al of niet versiert en ziet er grappig uit. Uiteraard nemen we wat papier mee naar huis als aandenken.

In Ihosy gaan we naar de zeboemarkt. Ihosy ligt op een heuvel en je kan duidelijk zien dat het hier al veel droger wordt. We komen in het gebied waar de Bara-nomaden leven. Het uiterlijk van de mensen hier wordt steeds meer Afrikaans, dus steeds donkerder. Vanaf de markt, waar het nog niet zo druk is, heb je een mooi uitzicht en kan je in de verte de kuddes met hun drivers al aan zien komen. Een prachtig gezicht. Het is wel gezellig op de markt en zeker als Petra er voor zorgt dat er zelfs polonaise gelopen wordt. Sommige bezoekers dragen hun omslagdoeken net als de Masai en dat maakt het allemaal nog iets exotischer. Kortom een bijzonder bezoek al was ik het wel vergeten te vermelden in mijn dagboek (Lariam??).

We rijden verder en doorkruisen het Hombori-plateau. Er liggen hier ineens massieve granieten bergen in het landschap. Eén zo’n gebergte is net een bisschopshoed. Als we hier naar toe rijden zien we ook de weg zoals hij was voordat het geasfalteerd werd. Zijn wij even blij dat we daar niet overheen hoeven het hele eind. Vlak bij de bisschopshoed stoppen voor de lunch.

Als we net uit de bus zijn ziet Roel een onwijs mooie sprinkhaan (Giant locust: Phymateus saxosus). Helen is niet bang en vangt hem zodat we hem van dichtbij kunnen bewonderen. Als hij weg springt zijn de vleugels fel rood, heel mooi. We eten ons brood op langs de kant van de weg en scharrelen allemaal nog even wat rond tussen de losse steentjes die er liggen. Er zitten hele mooie tussen en die moeten natuurlijk mee naar huis. We rijden weer verder richting Bara-vallei. Het is hier behoorlijk kaal en af en toe zie je grazende zeeboe’s en heel af en toe zie je één huis staan. De weg houdt ineens op en gaat over in een vreselijke zandweg. Het wordt 60 km afzien. Op de plaatsen waar de weg erg slecht is, is ernaast inmiddels een nieuw spoor ontstaan. Zo heb je stukken waar de weg wel vier banen breed is. Het is erg warm dus willen we het liefst met de ramen open rijden maar de weg stoft verschrikkelijk en als er een tegenligger komt is het helemaal erg. Maar ook hier komt een einde aan en ineens rijden we dan ook weer op een mooie asfaltweg. In de verte zien we al het gebergte waar we morgen en overmorgen gaan wandelen en hopelijk weer lemuren gaan zien. Eindelijk zijn we in Isalo. We logeren in een heel nieuw hotel, zo nieuw dat onze kamer nog niet helemaal is ingericht als we aankomen. Samen met Roel en Tineke gaan we geduldig achter een grote bier zitten wachten tot alles in orde is; dat vinden wij helemaal niet erg na zo’n lange stoffige rit. Al snel komt iedereen erbij zitten en wordt het weer gezellig. We hebben een drie-onder-een-kap bungalow, heel eenvoudig maar alles is aanwezig. Als we ’s avonds gaan eten blijkt er in de eetzaal een televisie te staan die absoluut niet zachter kan en ook gewoon blijft aanstaan ondanks dat de zaal vol zit met gasten. We zijn er al achter gekomen dat de eigenaar niet zo erg aardig is en voor Summum ook geen hotel om naar terug te gaan als het niet strikt noodzakelijk is. Wij noemen de eigenaar inmiddels Jean Klootzakke (spreek uit met Frans accent). Het eten is wel lekker; soep legume, zeboesteak met champignons, friet of rijst en flensjes toe.

14 september 2000

Fady

De start vandaag is niet optimaal. We dachten dat we vroeg wakker waren en gingen op ons gemak de ochtendrituelen uitvoeren. Gelukkig, nog op tijd, komen we er dus achter dat de wekker waarschijnlijk een uur te laat stond en het dus gewoon een uur later is dan we dachten. Jan zijn horloge geeft ook geen uitkomst dus gaat hij naar de eetzaal om te vragen hoe laat het is. Iedereen was al klaar met eten en moesten wel een beetje lachten om Jan, maar gelukkig was het nog een kwartier voordat we vertrokken dus konden we snel nog ontbijten.

We gaan eerst in het dorp onze permits en gidsen ophalen en spullen kopen voor de lunch. Ze verkopen hele verse Italiaans uitziende stokbroodjes hier, en die zijn me toch lekker. De weg naar de kloven waar we gaan wandelen is erg slecht en heel smal. Het is hier heel weids allemaal en dat maakt het landschap heel bijzonder. Je kan uit de verte de kloven goed zien maar voordat we daar zijn moeten we ook nog even uit de bus. Een stuk is zo slecht dat Helen het zelfs wil filmen. Jan gaat vooruit en loopt een heel stuk richting eindpunt. Het is erg warm vandaag, dus de meeste kiezen om nog even met de bus mee te rijden.

Uit de bus vandaan moeten we eerst een riviertje oversteken via een aantal stapstenen. Iedereen lijkt er gemakkelijk overheen te komen totdat Adeline als laatste aan de beurt is. En ja hoor het gaat fout en daar stonden we natuurlijk allemaal net op te wachten. We lopen verder, eerst een stuk door het kale veld om uit te komen bij een mangoboomgaard. Hier kan je de koningsgraven al zien in de rotsen. De gids vertelt hoe het begraven te werk gaat, en dat is een ongelofelijk verhaal. Na een week van rituele feesten en vooral veel drinken klimmen ze, stomdronken en met de kist bij zich, omhoog tegen de steile wand. Het schijnt altijd goed te gaan. Als er een begrafenis bezig is mag je niet fotograferen, dat is fady (taboe); ook mag je niet wijzen met gestrekte vinger naar een graf. De taboes zijn gebaseerd op een vroegere ervaring. Werd iemands leven ooit gered door een hond, dan mogen de afstammelingen nooit meer een hond slecht behandelen. De gids wijst ons dus met een kromme vinger waar in de rotsspleet we een kist kunnen zien staan. Als we vlak bij de rotswand zijn zien we ringstaart lemuren. Ze springen van rots naar rots en zijn heel snel. Gaaf om ze nu in het echt te zien in plaats van in de dierentuin. Er zit ook een grote leguaan tegen de rotsen aan volgens de gids, maar zijn ogen zijn waarschijnlijk iets beter getraind dan de onze want wij kunnen hem niet ontdekken. Jammer dat de lemuren zo snel zijn, daardoor zijn ze ook heel moeilijk te fotograferen.

We wandelen de kloof in en komen in het paradijs terecht. Tjonge wat is het hier mooi. Er liggen hele grote rotsen midden in de kloof en daaroverheen klimmen we verder richting tweede kloof. Hier gaan we eerst lunchen want we zijn inmiddels al weer heel wat uurtjes onderweg.

Na de lunch weten de gidsen inmiddels waar de sifaka’s zitten en gaan we ze dus ook werkelijk zien. Adembenemend en zo dichtbij. Het is zonde om te filmen want ik wil ze zo lang mogelijk met mijn eigen ogen zien. Maar het is natuurlijk ook leuk om thuis nog eens te kijken dus toch maar filmen en Jan fotograferen. Ik weet niet hoelang we er geweest zijn maar van mij had het de hele dag mogen duren. Onderweg terug naar de bus zien we nog diverse vogels maar de mooiste is toch wel de Hop, volop in beeld. We gaan ook nog even op zoek naar een ringstaart lemuur met baby maar helaas is die moeilijk te zien. Het is vandaag erg warm (30 °C) en iedereen heeft dus te weinig water mee genomen omdat we niet precies wisten wat ons te wachten stond. Gelukkig hebben we nog in de bus, al is dat inmiddels wel heel erg warm geworden. Om drie uur zijn we weer bij het riviertje maar nu zijn er toch meer die hulp nodig hebben om zonder natte voeten aan de overkant te komen. Gelukkig bieden de stokken die diverse mensen bij zich hebben uitkomst. We zijn allemaal diep onder de indruk van wat we vandaag allemaal gezien hebben, niet wetende dat het nog niet is afgelopen voor vandaag. Tegen vijven vertrekken we al weer, nu om de zonsondergang te gaan zien bij La Fenetre. Een rotsformatie met een vierkant gat erin (het raam dus) midden in de kale vlakte. Onderweg stoppen we bij een rotsformatie die de vorm heeft van een koningin (La Reine). Als we afslaan naar La Fenetre gaat iedereen alvast uit de bus om het laatste stuk te lopen. De avondzon geeft de rotsen, die helemaal begroeid zijn met mos, prachtige kleuren. Het is, jammer genoeg, wel erg druk maar toch wel mooi om te zien. Op de terugweg gaan we nog even langs Hotel de la Reine om iets te drinken. In de verte zien we allemaal vuren, ook tussen de rotsen in. Nu het donker is kan je de plaatsen waar het brandt goed zien. We gaan lekker buiten zitten en bestellen heerlijke drankjes. Het vuur is van hier af ook heel goed te zien. Het verplaatst zich langzaam. Opeens lijkt het vuur zich uit te breiden tussen de rotsen, maar je gelooft het of niet daar komt ineens de maan achter de rotsen vandaan. Ik heb nog nooit zo iets moois gezien! Iedereen is er een beetje stil van. Toevallig is het volle maan anders was het effect een stuk minder geweest maar dit was prachtig. Deze dag is voor mij de dag met het gouden randje van deze vakantie. Als we terug zijn bij het hotel kunnen we gelukkig buiten eten en hebben we geen last van een luidruchtige t.v.. We hebben zelfs live muziek, maar iedereen is behoorlijk moe dus hebben we weinig animo voor wat er om ons heen gebeurd. Het eten mag natuurlijk niet onvermeld blijven: camembert met auberginesaus, eendeborstfilet met honingsaus, gebakken aardappels met knoflook en geflambeerde banaan toe.

15 september 2000

De bikkeltocht

We gaan vandaag de “bikkel” tocht maken. Wij (Petra, René, Léon, Helen, Marjan, Jan en ik) kozen voor de lange wandeling (ca. 16 km) en volgens Helen ben je dan een echte “bikkel” en zijn de andere dus maar “watjes”. In het dorp doen we eerst weer inkopen en halen we onze gids (Roland) op. We wisten nu precies waar we moesten wezen voor brood, kaas en eieren. Ik krijg van een klein jongetje een bloemetje, heel lief maar wat verwacht hij nu van mij? Als ik aan het tomaten kopen ben schiet hij te hulp en vertaalt wat ik zou moet betalen. Eerst maar even afdingen want gisteren waren ze veel goedkoper. Door de hulp van het jongetje komen we er uit maar nu moet ik hem natuurlijk wel bedanken. Gelukkig hebben we nu wel t-shirts onder handbereik en hij is er zichtbaar blij mee. Léon had vanmorgen in een fotokokertje wat zout meegenomen voor bij zijn gekookte eieren. Als hij de bus instapt en alles wil opbergen glijdt er een ei uit zijn handen. Pats, kapot en wat blijkt: het ei was rauw.

Het is een zooitje in de bus en de eierenstruif gaat zijn eigen weg. De bijrijder kijkt er naar en je ziet hem denken! Een rol toiletpapier biedt uitkomst en al snel ziet het er weer netjes uit. Als Léon uit de bus stapt stort het zout langs zijn broekspijp naar beneden. Ik zal maar niet herhalen wat hij zei maar een ding is zeker: zijn dag is niet zo goed begonnen.

De wandeling begint bij het bord met de naam van de vallei, hier vlak achter ligt een camping. Via deze camping beginnen we aan de klauterpartij over de rotsen. Aan het einde van de kloof ligt een waterval waar we zullen gaan zwemmen maar voordat we daar zijn is het een uur later. De gids ziet van alles en vertelt naar hartenlust over de prachtige natuur die we zien. We zien o.a.:

  • Bidsprinkhaan die precies op een takje lijkt,
  • Vogels: Paradise flycatcher, Kestrel, Falcon, Harries Hawk, Wagtail, Cisticola (small), Buzzard , Madagaskar bulbul
  • Slang: Mimrophis mahafaliensis
  • Kikker: Ptycadena mascariensis
  • Kameleon: Furcifer Outlaleitii
  • Plant: Pachypodium rosulatum (gele bloemen), Kalanchoë, Chrysalidocarpus, Palm tree, Aloë, Vacapabojerii (tapia) tegen vuur bestand, Helychrosium gemnossefalium (medicijn voor diaree), Alberta Minors (medicijn voor kiespijn), Harongana (koude koorts) Panycium bartercohis (koorts).
  • Giftige planten: Menabea Nenenata, Cilicium Perrierrii ( met witte latex)

Bij de waterval is het een waar paradijs. Vanaf een rots loop je zo het ijskoude water in en kan je zwemmend bij de waterval komen. Helen, Jan en Petra gaan er direct in, de rest doet het wat rustiger aan maar uiteindelijk zij we wel allemaal in het water geweest. Ik ben nu al blij dat we met deze wandeling zijn meegegaan want zo’n paradijs mag je niet missen. Als we allemaal weer aangekleed en bepakt zijn klauteren we weer terug naar de camping. Onderweg komen we bij een hele grote rots die heen al moeilijk te beklimmen was maar nu naar beneden is het nog moeilijker. Helen wil dit filmen en wij gaan allemaal op onze eigen manier de rots af. Vooral die met korte benen (Marjan en ik) hebben het hier nogal moeilijk mee tot groot vermaak van de rest. Op de camping zien we nog een paar ringstaart lemuren. Nu moeten we de kloof uit klimmen en dat valt niet mee. Het is inmiddels rond de middag geworden en de temperatuur is al behoorlijk opgelopen. Er zijn wel traptreden gemaakt maar daar moet je zulke grote stappen voor nemen dat ik na tien treden al buiten adem ben en dat komt het hele stuk omhoog niet meer goed. Dit was dus even afzien maar de vergezichten maken alles weer goed, zeker als we helemaal boven zijn. Je voelt je hier heel erg nietig.

Na ongeveer 1 ½ uur lopen komen we bij een soort oase, een natuurlijk zwembad. De rest van ons is daar inmiddels al aanwezig en ontvangen ons met een hartelijk applaus. Het water is hier iets warmer dan in de kloof waar we vanmorgen waren. Na even gepoedeld te hebben gaan we lekker even zitten en lunchen maar niet te lang. Helen wil als eerste bij Isalo Ranch (ons nieuwe hotel) zijn zodat de bikkels een kamer met douche kunnen krijgen. Er zijn daar namelijk maar 5 bungalows die dat hebben en dat zou precies uitkomen. We gaan dus al snel weer op pad en lopen, in een flink tempo, naar het hotel toe. Ik hoef niet uit te leggen dat het onderweg weer prachtig mooi is en dat we hier eigenlijk veel langer zouden moeten kunnen blijven (of gewoon nog een keer naar terug moeten??). Door het hoge gras lopen we het terrein van het hotel op. De bungalows zien er goed verzorgd uit en ook van binnen zijn ze erg mooi. We drinken met z’n allen een biertje en gaan wachten op de andere groep die ook lopend dit stuk zou afleggen. Ze komen ruim een half uur later als ons maar hebben minstens net zo genoten als wij van deze prachtige wandeling.

Het eten is weer erg lekker; rijst met een bouillon waarin grote witte bonen en stukken vlees zitten, erbij wordt een tomatensalade geserveerd. We gaan wel allemaal vroeg naar bed want ook deze dag was weer erg lang en vermoeiend.

16 september 2000

Italiaans eten

Als we buiten komen na een heerlijk nachtje slapen staat het veld voor het hotel helemaal in de brand. Het lange gras, waardoor we gisteren gelopen zijn, is totaal weggebrand. Het knettert als een gek zo droog is het gras. Wel zonde vinden wij!

We gaan op weg naar Ifaty. Het wordt een lange rit en aan het eind wacht ons 28 km zeer slechte piste dus vertrekken we vroeg. We passeren al snel een uit de grond gestampt dorp waar het te gevaarlijk is om uit de bus te stappen. Er wordt hier naar saffier gezocht en de handel wordt beheerst door Indiërs. Drie jaar geleden was er niets dan een kale vlakte en nu krioelt het er van de mensen en huizen. Je ziet ook allemaal uitgezette stukjes land en langs de weg is een zeer levendige markt gaande. De artikelen die we zien waren we nog niet eerder tegen gekomen, er wordt dus flink wat verdiend door waarschijnlijk een klein aantal mensen.

Het landschap is kaal en we zien grote stukken die verbrand zijn. De droogte wordt steeds zichtbaarder en waarschijnlijk zijn de mensen hier nog armer. We komen steeds meer ossenkarren tegen. Voor ons een mooi gezicht om te zien, voor de mensen hier bittere noodzaak. Ook zien we steeds meer graven langs de kant van de weg. Deze graven mogen we niet fotograferen, dat is fady, maar er zijn een aantal families die hebben toestemming gegeven aan de plaatselijke overheid om de toeristen op hun grond toe te laten en wel foto’s te laten maken. Voordat we bij deze graven zijn zien we onze eerste Baobab. Tjonge wat zijn ze mooi of zijn ze juist zo lelijk dat ze weer mooi genoemd worden. Ik weet het niet maar ben wel onder de indruk. Als ik naast zo’n boom ga staan en Jan een foto maakt moet hij zoeken waar ik ben. Je voelt je heel nietig naast zo’n reus.

Even later komen we bij de graven. Een graf heeft vier muren en is ca. 15 m 2 groot. Op die vier muren staan allemaal beschilderingen die het leven van de overlevende weergeven. Soms beelden ze ook uit wat de persoon had willen zijn in het aardse leven. Je hebt niet het idee dat je hier met graven te maken hebt en zeker niet als op een graf een vliegtuig nagemaakt is van zilverachtig papier.

Om precies twaalf uur zijn we in Tulear en hebben we al een glimp van de zee opgevangen. Bij het Italiaanse restaurant van Jean-Luco gaan we lunchen en dat wordt een culinair hoogstandje. Voor nog geen ƒ15,- eten we alle gerechten die op de menukaart voorkomen. De bediening brengt elke keer weer nieuwe schalen op tafel en alles is even lekker en smaakvol bereidt. Eerst krijgen we verschillende soorten pizza (vis, bolognaise, camembert en groente). Hierna komen er schalen met salades, groentes, vis, zeboe, lasagne, lente uitjes, malagasy bonen, rijst, brood, krabkluifjes enz..

Het geheel wordt weggespoeld met een fles witte wijn. Als toetje komt er een soort tiramisutaart, ook al zo walgelijk lekker. De restjes van de maaltijd geven we aan de chauffeur en zijn bijrijder mee want die moeten vanavond nog terugrijden naar Fianarantsao. Als we zeer verzadigd zijn gaan we weer naar de bus. Net buiten het hek van het restaurant word je meteen met je neus op de feiten gedrukt. Hoe is het mogelijk dat je in zo’n arm land zo absurd lekker en veel kan eten. Van de stad Tulear zien we nu verder niets maar dit restaurant zullen we niet zo snel vergeten. Net buiten de stad begint meteen de piste al. Ook hier op deze weg heb je roadblocks, niet te geloven. Onderweg hebben we de zee aan de linkerkant en rechts woestenij. Hele gedeeltes zijn mangrove maar soms zijn er ook nog dorpjes. Het is bijna mensonwaardig om te zien hoe ze hier leven. Uiteraard wordt er flink gezwaaid en geroepen naar de bus vol blanke vreemdelingen. Drie uur later (28 km) zijn we in Ifaty. Het hotel bestaat weer uit allemaal bamboehuisjes maar nu met zeezicht. Van binnen zien ze er ook netjes en schoon uit. We nemen hier ook afscheid van de chauffeur want het volgende traject wordt vliegend afgelegd. Gelukkig neemt Albert dat voor zijn rekening en met een woordje in het Frans spreekt hij namens ons allemaal zijn dank uit. Om zes uur is de briefing want er staat heel wat op het programma voor de komende dagen. We moeten beslissen wat we de komende dagen gaan doen, wij zijn overal voor in en willen graag alles meemaken.

17 september 2000

Heel veel Baobabs

Vandaag gaan we snorkelen. We moeten dan wel naar het rif toe en dat doen we met lokale vissersbootjes. Deze bootjes zijn erg smal en hebben een paar houten plankjes overdwars om op te zitten. Het past allemaal maar net maar we zijn vrij snel op de plaats van bestemming. We dobberen een uurtje in het water, al is er niet zo veel te zien, toch is het wel lekker. Eindelijk heeft Helen, Marjan weten over te halen om toch maar het water in te gaan. Als ze eenmaal de smaak te pakken heeft blijft ze het langst van allemaal in het water en wil ze eigenlijk nog niet terug maar we moeten wel want het wordt eb. Al snel vangen de zeilen de wind en gaan we er als een haas vandoor totdat we vastlopen. De eb komt zo snel op dat we zelfs het laatste stuk moeten lopen. Je zuigt hier helemaal in het zand en het valt nog niet eens mee om makkelijk aan land te komen.

Aan het einde van de middag gaan we wandelen in het Spiny Forest. De middag hebben we lekker relaxed doorgebracht want dat hadden we onderhand wel verdiend.

Er is pas een botanische tuin geopend in het Spiny Forest en de gids wil ons daar heel graag mee naar toe nemen. De wandeling wordt dus iets langer dan gepland maar daarom niet minder indrukwekkend. We zien Baobabs in allerlei soorten en maten maar als eerste lopen we tussen de Euphorbia’s door (Euphorbia didieracea). Dit zijn een soort cactusachtige planten die ontzettend lelijk zijn en vol met hele grote stekels zitten en takken hebben vanaf de grond. Het zijn meer struiken dan bomen. Jammer dat de gids wel erg hard loopt en alleen maar Frans spreekt. Hij vertelt over de vele soorten geneeskrachtige planten die ook hier weer voorkomen. Door het tempo waarin de gids loopt valt de groep helemaal uit elkaar maar, bij de Baobab van 1200 jaar, verzamelen we ons weer. Een Baobab groeit ongeveer 1 meter in omtrek in 100 jaar. Je kan dus wel raden hoe gigantisch dik deze boom is. Een aantal gaan er omheen staan zodat je later op de foto kan zien hoe groot hij was.

Het wandelen is erg zwaar want we lopen door mul zand en de temperatuur is ook niet erg aangenaam. Toch was het de moeite waard en hebben we een heel apart stukje natuur gezien.

Om half 8 begint het buffet met life-muziek. Het ziet er allemaal erg mooi uit, er is zelfs een half geitje geroosterd voor ons. Op de schalen liggen oesters, zee-egels en andere schelpdieren. Ook zijn er groente salades en pannen met o.a. mosselen, romazava en ratatouille. Is dat weer even genieten. Ik voelde me vandaag niet zo erg lekker en was vanmorgen een beetje aan de diarree dus dans ik maar niet mee als iedereen de vloer op gaat. De dames die bij de muziek horen laten hun kont flink schudden, iets wat ons absoluut niet lukt.

Het toetje is ook in buffetvorm en ook dat is weer voortreffelijk. Vlak na het opeten van het toetje wil Jan terug naar onze bungalow want hij voelt zich niet zo lekker. Als hij direct de badkamer in loopt komt hij eerst een enorme spin tegen die even buiten gezet moet worden. De spin past alleen in het glas als hij zijn poten intrekt. Dan moet hij heel nodig naar het toilet en zit zich daar erg druk te maken! Wat er precies gebeurde weten we allebei niet meer maar ineens hoor ik een klap en ligt hij voor het toilet op de grond. Ik ren naar hem toe en roep zijn naam. Zijn ogen zijn weggedraaid en er is een klein beetje schuim rond zijn mondhoeken. Ik blijf roepen en weet met geen raad en dan ineens draaien zijn ogen weer naar normaal en kijkt hij me vragend aan. “Wat doe ik hier”. Dit is een heel bizar moment maar ik ben dol gelukkig dat hij er weer is. De rest van de nacht is een geloop naar het toilet door allebei en ’s morgens besluiten we dan ook om niet mee te gaan met de excursie van die dag.

18 september 2000

Kruidenthee

In de loop van de morgen komt Helen even bij ons kijken en vraagt of we nog iets nodig hebben. Ze zorgt er voor dat we van het hotel een kruidenthee krijgen. We drinken er allebei ruim van maar hebben niet het idee dat het iets helpt. We lopen langzaam maar zeker helemaal leeg. ’s Middags zorgt dezelfde man voor een sterkere thee, nadat Helen hem heeft medegedeeld dat die van vanmorgen niet zo veel heeft geholpen. Nou deze wel. De smaak is heel vies. Nog geen half uur na de laatste slok gaat Jan heel erg over zijn nek en daar knapt hij ontzettend van op. Het herstel zet zich daarna voort en we eten ’s avonds zelfs weer een beetje soep. Een dag om snel te vergeten.

19 september 2000

Hoerenkast

We vertrekken op tijd uit het hotel in Ifaty want we moeten weer, via die verschrikkelijke piste, terug naar Tulear. Van hieruit vliegen we naar Fort Dauphin. Als we mooi op tijd aankomen op het vliegveld lijkt alles vlotjes te verlopen maar helaas Air Madagaskar gooit roet in het eten. Het vliegtuig blijkt kapot te zijn en er is geen mogelijkheid om een ander vliegtuig te laten komen. Er zit niets anders op dan een nacht in Tulear te logeren. Het wordt allemaal prima geregeld en binnen de kortste tijd heeft iedereen een hotel toegewezen gekregen. Wij komen in Hotel Saffier. Helen komt ons dit lachend mededelen want dit blijkt de hoerenkast van Tulear te zijn. We zijn benieuwd!

Het Hotel is van buiten in een mooi zacht oranje/roze tint geschilderd. Van binnen ziet het er keurig netjes uit, een beetje kitscherig met veel goud en spiegels. De bedden hebben wel 12 poten dus we kunnen ons gang gaan vannacht. Ook is er televisie op de kamer en dat is erg luxe. Jammer van deze dag want voordat we geïnstalleerd zijn is de dag bijna voorbij. We hebben een restaurant toegewezen gekregen waar we kunnen gaan eten op kosten van Air Madagaskar. Wij hebben nog niet zo veel honger en het duurt ontzettend lang voordat de bestellingen op tafel komen. We slurpen wat van de bouillon van de Romazava en gaan dan snel met een pousse-pousse terug naar het hotel. Gelukkig slapen we allebei lekker en voelen we ons de volgende morgen al weer stukken beter.

20 september 2000

Samsonite

Om acht uur staan we al bij de bank binnen om geld op te nemen. Het is daar al een drukte van belang maar dat lijkt logisch als je ziet in wat voor een tempo alles gaat. Nadat we weer goed bij kas zitten gaan we weer naar het restaurant van gisterenavond om te ontbijten. Het smaakt gelukkig allemaal weer. Tulear is best een leuk stadje en we slenteren lekker door de straten en genieten weer. Op het strand vinden we grazende varkens. Heel bijzonder. Het is wel erg warm vandaag en na twee uur slenteren gaan we lekker naar het hotel waar we airco hebben. We zien hier de eerste beelden van de Olympische Spelen en het leuke is dat dat de huldiging is van Pieter van den Hoogenband die goud heeft gewonnen met zwemmen. We zetten de t.v. extra hard als het Wilhelmus klinkt.

Om 1 uur worden we opgehaald om naar het vliegveld te gaan. Marjan’s vliegtuig is vanmorgen vertrokken dus gaan we er vanuit dat die van ons ook gaat. Als alle koffers boven op de bus zitten komt er nog een tweede bus aangereden. Het blijkt dat de tweede bus de bus is die we moeten hebben, dus koffers weer overladen. René vindt dat het allemaal te lang duurt en gaat zich er even mee bemoeien. Binnen de kortste tijd zijn de koffers overgezet en kunnen we op weg. We moeten eerst nog de Baobabreizigers ophalen terwijl volgens onze begrippen de bus eigenlijk al vol zit. Maar niets is minder waar, we passen er allemaal in. Wij vinden de Baobab mensen wel een apart volkje, zeker na de opmerkingen die ze over ons maken als de koffers van de bus komen. Degene die staat te filmen maakt een opmerking dat na de rugzakken van Baobab nu de samsonites van Summum aan de beurt zijn??!!

Het vliegtuig vertrekt op tijd en drie kwartier later staan we op het vliegveld van Fort Dauphin. René is helemaal in de regelsfeer en zorgt dat wij razendsnel in het busje zitten dat ons naar het hotel moet brengen. Zelf blijft hij met Helen achter om de koffers op te vangen. Helen krijgt ruzie met de reisleidster van Baobab over de excursie van morgen. Omdat we een dag later in Fort Dauphin zijn moeten we op dezelfde dag dezelfde excursie maken. Voor ons is het totaal geen probleem om dit gezamenlijk te doen maar voor Baobab is dit onoverkomelijk en willen ze ons er absoluut niet bij hebben. Er wordt nu besloten dat Baobab om 6 uur ’s morgens vertrekt en wij om 10 uur. We zien morgen wel hoe dat allemaal af loopt.

Het hotel bestaat weer uit aparte bungalows en het ziet er aardig uit. Wij hebben zelfs een zolder. Het weer is inmiddels een beetje omgeslagen, het waait en later gaat het zelfs nog regenen.

We eten vanavond samen met Léon en Henny aan tafel want gisterenavond schijnen er weer een paar vervelende discussies aan tafel gevoerd te zijn en daar heeft niemand zin in. We eten lekker en het is gezellig al verdwijnt Henny al snel van tafel maar dat blijkt achteraf door de drank veroorzaakt te zijn en niet door ons gezelschap.

21 september 2000

Gestrand op een zandbank

Wij zijn om tien uur op de plaats waar de boot moet vertrekken. De boot is nog niet terug dus vermaken wij ons met de plaatselijke jeugd. Jan deelt ballonnen uit en dat vinden ze natuurlijk wel leuk. Het weer is niet zo geweldig vandaag, je hebt je dikke trui en regenjas echt nodig.

We gaan aan boord en vertrekken meteen voor de tocht door de kanaaltjes naar Evatra. Door het slechte weer zijn de bergen in de verte en het groen langs de kanaaltjes een prachtig gezicht. We zien planten als Olifantsoren en Girafpalmen. Of deze planten echt zo heten ben ik niet helemaal zeker van, maar ze lijken echt op een Giraf!

Na bijna twee uur varen kunnen we weer aan land. We maken eerst een wandeling van ongeveer drie uur. Via het dorpje Evatra klimmen we omhoog. Het dorp ziet er zeer armoedig uit maar toch blijken de mensen hier relatief rijk te zijn. Ze hebben vrij veel vee en dat is hier een teken van rijkdom. Via groene weiden klimmen we iets omhoog en zullen merken dat het uitzicht steeds mooier wordt. Aan de ene kant het kanalenstelsel met zijn meren en aan de andere kant de oceaan. Door het slechte weer beukt het water tegen de kust en dit is een spectaculair gezicht. De gidsen vertellen weer het hele verhaal over de vele geneeskrachtige kruiden die dit land voorbrengt (en waar wij inmiddels zelf kennis mee hebben mogen maken). Vlak voor de vleesetende planten kunnen we kiezen of we nog verder willen of dat we terug willen richting dorp. Wij kiezen voor de terugtocht want ik ben niet helemaal fit en zie het niet zitten om nog langer in de regen te lopen. De vleesetende planten zijn inderdaad mooi om te zien maar door de regen valt er niet veel te fotograferen dus snel weer verder. We komen uit bij een schooltje en een gezondheidscentrum. Er wordt net een peuter gewogen op een veredelde keukenweegschaal. Het kind vindt het maar niks en brult de hele boel bij elkaar. De leraar van het schooltje vindt het goed als we even binnen in zijn klas komen kijken. Er zitten een heleboel kinderen op de grond omdat er geen geld is voor meer bankjes; Peters handen jeuken. Terug bij het beginpunt kunnen we droog zitten. Het Italiaanse stel dat vanmorgen ook met ons meegevaren is zorgt voor vermaak van de plaatselijke jeugd en wij genieten van een drankje totdat de rest van de groep terug is. We krijgen een heerlijke maaltijd te eten die bestaat uit een salade van komkommer, tomaat, ui en wortel daarna gekleurde rijst met garnalen en vis in een tomaten saus, heerlijk. Als dit op is wil men snel vertrekken want het begint al donker te worden. De boot is erg laat terug gekomen en wij verdenken de Baobabgroep van sabotage. Het wordt voor de kapitein te snel donker en hij kan de ingang van de kanalen niet meer vinden. Na een tijdje rondgedobberd te hebben lopen we vast op een zandbank. Tot grote hilariteit van ons maar waarschijnlijk minder van de bemanning gaan ze overboord om de boot los proberen te krijgen. Ze sjouwen door het water heen en zijn zeer blij als het eindelijk gelukt is. Ze komen nat aan boord en beginnen met zingen en dansen om zich warm te krijgen. Het wordt erg gezellig, we zingen zelfs het Wilhelmus. Ik vind het wel erg koud en blijf lekker onder in de boot zitten. Het zal voor ons altijd volstrekt onduidelijk blijven hoe ze in het donker de weg terug hebben kunnen vinden want er staat geen maan en er is niet één ster zichtbaar. Gelukkig is het gelukt en om 9 uur zijn we weer in het hotel.

Wij mogen bij Peter en Adeline ons warm douchen want onze douche geeft alleen koud water en dat is met dit weer niet erg prettig. Als we in de bar komen is iedereen uitgelaten vrolijk en worden de bemanningsleden volgeladen met rum om warm te worden.

Het was weer een prachtige dag in de waanzinnig mooie Madagaskische natuur.

22 september 2000

File in Tana

Vandaag weer een reisdag. Omdat we vroeg wakker zijn kunnen we lekker nog een stukje wandelen. Nog een keer naar de baai met de scheepswrakken en verder het plaatsje in. Als om 9u15 de koffers naar het vliegveld vertrekken blijkt nog geen tien tellen later dat Marijke haar koffer nog niet had ingeleverd. Helen gaat er met een taxi achteraan en gelukkig komt het nog goed. Het is een klein uurtje vliegen naar Tana. We hebben een prachtig uitzicht vanuit het vliegtuig over het eiland. Nu weet je ook waarom Madagaskar het rode eiland wordt genoemd.

Vanuit het vliegtuig gaan we meteen door naar de bus want we hebben nog een rit van 4 uur voor de boeg naar Perinet en we moeten dwars door Tana heen en dat kan heel erg druk zijn. Het wordt inderdaad file rijden maar dat zijn wij Nederlanders wel gewend en zo kunnen we op ons gemak de buitenwijken van Tana bekijken. Na de stad rijden we de bergen in. Het is een prachtige route, omhoog en omlaag via slingerwegen. We zien erg veel kapotte vrachtwagens langs de weg en zelfs net gebeurde ongelukken. Ook de ondergaande zon is prachtig tussen de bergen. In de verte is het wel erg donker en we moeten duimen dat het droog blijft want de koffers op het dak zijn niet afgedekt. Vlak voordat we bij het hotel zijn begint het te regen. Het hotel is weer prachtig, allemaal aparte huisjes omgeven door planten en recht voor de deur het regenwoud. Eerst gaan we borrelen en daarna lekker eten. Ook dit is weer een feestje en we smikkelen en smullen weer volop.

Het oerwoud is redelijk rustig ’s nachts maar soms hoor je toch wel beesten roepen of fluiten.

23 september 2000

De Indri-indri

Het weer is niet veel beter geworden de afgelopen nacht dus gaan de regenjassen weer aan als we vroeg op pad gaan. We gaan met de bus naar de ingang van het park, het is niet ver maar we hebben alleen de morgen maar en we willen dus alle tijd gebruiken in het park. Bij de ingang spotten we meteen twee kameleons. De gidsen voeren ze met sprinkhanen zodat we kunnen zien hoe de prooi opgegeten wordt. Dit is fabelachtig om te zien maar heel moeilijk te fotograferen. We hopen vandaag de Indri-indri te gaan zien en, joepie, dat lukt. Ze zitten wel hoog maar we kunnen ze zien en vooral horen. Het zijn net wasbeertjes maar dan anders. Doordat de zon niet schijnt komen ze niet naar beneden en dat is jammer. De gids gaat op zoek naar andere beesten en komt ons even later halen. We krijgen de Parson’s kameleon te zien, dit is erg bijzonder. Het is de grootste kameleon die er is en hij verkleurt niet als hij in de stress raakt. Hij is prachtig en heel gewillig. Roel zorgt ervoor dat hij een hekel aan toeristen krijgt want hij breekt het takje waar hij op zit en valt op de grond. Daarna gaan we naar de kleinste kameleon, deze is net zo groot als je pink en heel moeilijk scherp te krijgen op de film, zo klein is hij. Op de terugweg gaan we nog even langs de Indri-indri maar die zijn nog niet naar beneden gekomen dus gaan we maar terug naar het beginpunt. We moeten om 11 uur vertrekken omdat we de boot moeten halen. We gaan naar het Kanaal des Pangalanes en al varend naar ons volgende hotel. Het is weer zo’n vier uur rijden voordat we bij de boot zijn. Het laatste stuk van de rit gaat over een soort tolweg maar de weg is zo ontzettend slecht dat de link mij volledig ontgaat. In de verte zien we blauwe lucht dus dat komt mooi uit want die kant rijden we op. Vlak voordat we aan boord gaan loopt er nog een ringstaart lemuur rond, hij is erg tam dus niet zo echt. De vaartocht duurt ongeveer 2 uur en is geen straf. We zien veel vogels onderweg en weer van die olifantsoren in het water. Na twee uur komt het Bush-house in zicht. Wauw, dat ligt er wel heel erg mooi bij. Wij krijgen een hele nieuwe bungalow en we hebben nu eindelijk zelf een warme douche en een die je niet vast hoeft te houden, dat is pas luxe. De bungalow is prachtig van binnen. Alle meubels zijn gemaakt van bamboe en bekleed met kussens in een geel dessin, zelfs het dekbed is in dezelfde kleur. Ook het eten is weer top: groenten- soep met croutons en kaas, romazava en een soort puddingtaart toe.

24 september 2000

Tropische regenbuien

Met de boot gaan we naar het natuurpark De Palmerie. Hier leven verschillende soorten lemuren die door de eigenaar gevoerd worden en dus een beetje tam zijn. Ze leven er wel vrijwillig want er staan geen hekken om het park heen. De lemuren komen meteen naar ons toe en we kunnen ze zelfs aaien. Nu kunnen we ze ook goed fotograferen. Het wordt een hele leuke wandeling. De gids heeft een tasje met bananen en roept de lemuren om de paar meter. Als hij niet op schiet met zijn bananen gaan ze op zoek naar zijn tas. Sommige lemuren voeren zelfs een soort showtje op, dit zorgt voor grote hilariteit in onze groep. Onderweg zien we weer van alles, een wandelende tak, een hertshoorn, kikkers, orchideeën en uiteraard weer allerlei geneeskrachtige planten. Helaas gaat het keihard regenen. De meeste hebben wel een regenjas of paraplu bij zich maar de gids loopt in zijn blouse en laat zich volledig nat regenen. Als we langs de rand van het bos lopen trekt hij zijn blouse maar uit want hij is nu toch al helemaal nat en dan plakt het tenminste niet zo erg en de dames vinden dit geen bezwaar! Bijna op het einde van de wandeling zien we gelukkig ook nog Sifaka’s dansen. Al is het dan in scene gezet wij genieten ervan en zijn blij dat ze ondanks het slechte weer toch nog te voorschijn zijn gekomen. Ondanks het slechte weer was het een hele mooie wandeling en gelukkig was het in het begin, toen we de meeste lemuren hebben gezien, nog droog.

In het winkeltje zijn allemaal kruiden te koop, wij kopen verse vanille (hebben we ook gezien).

Als we net bij de steiger zijn van het hotel krijgen we toch een tropische regenbui over ons heen. Dit heb ik nog nooit mee gemaakt. Tot nog toe waren mijn sokken nog steeds droog maar het kleine stukje op de steiger is genoeg om mijn schoenen vol te laten lopen. Als een stel verzopen katjes komen we aan land.

Een uur later is de lucht weer mooi blauw en waaien de natte kledingstukken snel weer droog. Nadat alles weer droog is kunnen we lekker gaan wandelen.

Als we over het strand lopen gaan de honden van het Hotel met ons mee. Het is leuk om stokken weg te gooien en het houdt zowel de honden als onszelf leuk bezig. Het zand is hier heel grof en we nemen een klein beetje mee voor thuis.

Tegen zes uur slaat het weer om en wordt het zelfs een beetje koud. We kunnen in het hotel boven op de zolder zitten zodat we geen last hebben van de wind. Na het eten dat bestond uit rauwkost salade met mosterd dressing, aardappelpuree met kippenpoten en vers fruit toe kruipen we dicht bij elkaar op de zolder voor de laatste briefing van Helen. Zij gaat namelijk niet mee naar Ile St. Marie dus moet ze de verantwoordelijkheden overdragen aan de groep. Albert werpt zich op als de vervangend reisleider en daar hebben we allemaal wel vertrouwen in. Helen heeft alles op papier gezet dus eigenlijk kan het allemaal niet misgaan. Het is allemaal volkomen duidelijk en na een lekkere borrel duiken we allemaal weer op tijd ons bed in.

25 september 2000

Heel veel varen…..

Voordat we vertrekken wordt er nog een groepsfoto gemaakt door Léon. Hij heeft ons een CD-rom met hun foto’s beloofd en zo krijgt iedereen dus ook de groepsfoto in zijn bezit.

Om tien uur vertrekt de boot. Het is dan nog redelijk mooi weer. We moeten ongeveer vijf uur varen en hebben dus een hele reis op het water voor de boeg. We gaan n.l. via het kanaal des Pangalanes naar Tamatave om van daar uit door te vliegen naar Ile St. Marie. Na ongeveer 2 uur varen wordt er een plasstop ingelast en op een heel klein eilandje kunnen we even de benen strekken. Uiteraard gaat ook hier het gesprek weer over het wel en wee van een ieders darmen zoals dat de laatste dagen steeds het geval geweest is.

Als we op het laatste grote meer varen gaat het waaien en wordt de lucht weer helemaal donker. En ja hoor de regen klettert weer naar beneden voordat we allemaal in onze regenjas gehesen zijn. Het is even niet leuk aan boord, de wind zorgt er voor dat het behoorlijk afkoelt en daar waren we allemaal niet echt op gekleed. Maar ja het zijn maar buien dus klaart het later toch weer op. Het kanaal staat vol met visfuiken dus moet er soms langzamer gevaren worden om de fuiken niet kapot te trekken. Bij één doorgang gaat het fout. De fuik blijft achter de kiel steken en we horen een harde klap. De bout waarmee de kiel vast zit staat iets krommer maar heeft het wel overleefd, de fuik waarschijnlijk niet!

De stukken in de kanalen zijn wel leuk, hier is nog wat leven waarneembaar langs de kanten of door bootjes op het water. De rest van de tocht is erg saai en mag wat mij betreft geschrapt worden uit deze reis. Het laatste stuk gaat langs de olieraffinaderij en hier is het water helemaal besmeurd met olie. De waterplanten zijn helemaal zwart en het stinkt verschrikkelijk. Gelukkig zijn we snel bij de haven waar we aan land kunnen op weg naar ons volgende hotel. We overnachten hier in een oud koloniaal gebouw, Hotel Joffre. Voordat we daar zijn zien we een vieze, uitgewoonde stad met heel veel armoede en oude vervallen gebouwen. Helaas vliegen wij pas morgenmiddag en moeten we ons hier nog een halve dag vermaken.

Als we na het inchecken over de markt lopen houden we het snel voor gezien. We gaan terug naar het hotel om wat te drinken en om even lekker een tukkie te doen. Doordat ik steeds zo ontzettend moet hoesten ben ik al snel weer wakker en kies is voor een lekkere hete douche. Het duurde erg lang voordat het water warm werd maar het wachten was de moeite waard en ik kom weer helemaal bij. De wond op mijn been die ik opgelopen heb in Isalo ziet er gelukkig ook al weer wat beter uit dus lijkt ook dit weer goed te komen.

Het eten doen we vanavond met z’n tweetjes, lekker rustig en even tijd voor elkaar. Jan had vooraf geitenkaas op toast en als hoofdgerecht canard au miel en toe charlotte de chocolat. Dit is een soort cake met heel veel chocolade. Ik had tomatensalade met tonijn, als hoofdgerecht poisson au curry en toe chocolade mousse. We dronken er een fles rode wijn bij (de witte wijn was op!) en hebben weer genoten. Na de maaltijd nemen we hartelijk afscheid van Helen want die vertrekt morgenvroeg met de eerste groep naar het vliegveld.

26 september 2000

Haaien

We lagen weer erg vroeg op bed en zijn dus ook weer erg vroeg wakker. Zo vroeg dat we de anderen die naar het vliegveld gaan kunnen uitzwaaien.

Het had vannacht heel hard geregend, toen we later gingen wandelen in de stad moesten we op sommige plaatsen moeite doen om droge voeten te houden. Het gedeelte van de stad waar we eerst heen lopen zijn er nogal achenebbisj uit en we voelen ons niet helemaal op ons gemak. Snel lopen we terug (weer door die enorme plassen) en gaan de andere kant op. Langs boulevard Joffre richting het strand. Hier zijn lokale vissers bezig hun buit binnen te halen of juist bezig om te vertrekken. Het stikt hier van de haaien en als je ziet in wat voor een kleine bootjes ze de zee op gaan houd je je hart vast. Waarschijnlijk gaat het meestal goed en vangen ze zelfs haaien. Aan het einde van de baai zijn een aantal mensen bezig om uit een berg slik de visjes, krabjes en andere beesten te peuteren die maar enigszins eetbaar zijn. Niet zo smakelijk vinden wij maar deze mensen kunnen niet zo kieskeurig zijn.

Om half tien gaan we op zoek naar het museum. In eerste instantie kunnen we het niet zo goed vinden maar dat komt doordat ze juist vandaag een nieuw uithangbord aan het plaatsen zijn. Dus hebben we het toch gevonden. Als er iemand naar ons toekomt vragen we meteen of hij misschien Engels kan spreken. Het kost wel wat moeite maar hij probeert het wel en doet ontzettend zijn best om ons alles te vertellen. Gelukkig voor hem is het maar een klein museum en staan we na een klein uurtje al weer buiten. Het museum laat allemaal gebruiksvoorwerpen uit de streek zien. De gids studeert antropologie en heeft dit als zijn specialiteit. We beginnen bij de keukeninventaris, dan komt er houtsnijwerk, gereedschap, sisal producten, opgravingen uit de buurt en als laatste spullen die men gebruikte bij de visvangst. Daarna moeten we mee naar buiten en vertelt hij bij een offeraltaar hoe het ten huwelijk vragen en het maken van zo’n altaar in zijn werk gaat. De gids en ik hebben allebei een lange broek aan, Jan niet en daar heeft hij toch spijt van. Als we nog geen tien tellen buiten staan worden Jan zijn benen al aangevallen door de muskieten. Het wordt voor Jan een lang kwartiertje. We geven de gids complimenten over zijn Engels en daar is hij zichtbaar door vereerd. Aan de overkant is een café waar we wat gaan drinken om daarna weer verder te slenteren door de stad. Bij de Champion kopen we allebei een t-shirt en twee blikjes smac. Een blikje wil ik mee naar huis nemen om op mijn bureau te zetten want ik vind het best leuk dat de Zwanenberg producten zelfs in Madagaskar verkocht worden.

In het hotel gaan we lekker lunchen en om twee uur komt dan eindelijk het busje ons ophalen om naar het vliegveld te gaan. Dit vliegveld is nog kleiner dan de vorige die we gezien hebben. Vlak voordat het vliegtuig aankomt krijgen we weer zo’n tropische bui en zie ik het even niet meer zitten. Zeker niet als er een mini-vliegtuig land en blijkt dat wij daar ook mee moeten. Er kunnen net 16 mensen in en dat vind ik niet leuk. Maar ja, ik moet toch mee want een andere manier is er niet. Gelukkig vindt Karin het ook niet leuk, dat geeft een beetje troost. Ik kruip dicht tegen Jan aan, die mij maar een aansteller vindt, en geef me over aan de omstandigheden. Het valt achteraf heel erg mee en vlak voordat we landen kan ik zelfs even genieten van het prachtige uitzicht. De hele vlucht duurde niet langer dan een half uur. De bus van het hotel staat al op ons te wachten en als de bagage aan boord is kunnen we rijden. De weg loopt vlak langs de kust door de dorpjes heen. Het ziet er allemaal erg gezellig uit, zeker na zo’n stad als Tamatave is dit een hele opluchting. Het is best nog een eind rijden vanaf het vliegveld maar het is de moeite waard. We hebben weer een mooi (twee onder één kap) huisje en volgens de groep, die er al is, is het goed uit te houden.

 

27 september 2000

Heerlijk luieren!

Vanmorgen om zes uur zaten we buiten om walvissen te scoren. Helaas kwamen ze niet maar we hebben toch wel genoten. Er was een ijsvogeltje nogal actief bezig en dat zie je ook niet iedere dag. Het was eb en dus kon je een heel eind de “zee” in lopen. Het heeft vannacht weer geregend maar in de loop van de morgen trekken de buien weg en wordt het heerlijk weer. We vermaken ons met een leesboek in badpak aan de rand van de zee. Lekker niks doen, geen armoede, geen stinkauto’s en geen gezeur aan je hoofd. Gewoon niets!

Na de lunch gaan we toch nog even een wandelingetje maken. We lopen een pad in en klimmen naar het midden van het eiland. We komen geen sterveling tegen maar zien en horen veel vogels. Het is erg warm, zo’n 35 °C zegt de thermometer maar als de wolken terug komen koelt het zo maar tien graden af. Als we na ruim een uur lopen de oceaan aan de andere kant nog steeds niet kunnen zien, besluiten we om terug te gaan.

Al met al een heerlijk dagje, dat hadden we echt even nodig!

 

28 september 2000

Fietsen in plaats van Walvissen

Een aantal van de groep gaan vandaag walvissen kijken op zee. Wij besluiten om niet mee te gaan. We zijn allebei verzadigd en hebben er gewoon geen zin in, we vinden dat we genoeg gezien hebben de afgelopen drie weken. Maar om weer een hele dag niets te doen hebben we ook geen zin in dus huren we fietsen en gaan op pad. We rijden eerst richting “stad” om naar de bank te gaan zodat we er zeker van zijn dat we tot het laatste moment genoeg franken hebben. We drinken wat bij een café en gaan dan het binnenland in. Zodra je van de hoofdweg afgaat houdt het asfalt op, maar ondanks de vele kuilen is het, met de mountainbike die we hebben gehuurd, goed te doen. Ik geniet van iedere meter. De mensen zijn hier ontzettend vriendelijk en iedereen groet je. Je komt handen te kort want je stuur loslaten is gevaarlijk (met al die kuilen) maar naar de kindertjes zwaaien is wel heel leuk.

We komen uiteindelijk aan de andere kant van het eiland en hebben een grandioos uitzicht over de Indische oceaan. Het is eb dus ligt er een groot stuk droog. In de verte zie je de branding op het rif beuken, een prachtig gezicht. We fietsen nog even verder omdat we verwachten dat we langs een dorp aan het water komen waar we iets kunnen drinken, maar dat is niet zo dus gaan we maar weer terug. Onderweg nemen we wat rode aarde mee voor thuis, een blijvende herinnering aan het “rode” eiland. Het is een heerlijke rit geweest. In de stad gaan we nog wat winkelen maar besluiten om terug te fietsen naar het hotel om daar te gaan lunchen. Vlak bij het hotel ligt een kerkhof waar we nog even naar toe rijden. De kisten, die heel klein zijn, liggen allemaal gewoon boven op de aarde. Het doet een beetje luguber aan maar dat vinden we van het hele begrafenisritueel in dit land, dus dit past wel in dat beeld wat we al hadden. Na de lunch doen we een middagslaapje en lummelen we nog wat rond bij de zee.

Om vijf uur vertrekken we met z’n achten (Adeline, Peter, Petra, René, Henny, Léon, Jan en ik) naar het restaurantje dat vlak bij het hotel ligt. Dit restaurant is pas drie maanden open en de eigenaar blijkt nog niet al zijn vergunningen te hebben. Als wij rum, bier en wijn bestellen moet dit dan ook eerst ergens gehaald worden. René had nog rum over van gisteren dus komen we met alleen een fles cola ook een heel eind. We besluiten om alvast ons eten te bestellen, gelukkig maar want nu kwam het voorgerecht ongeveer om negen uur op tafel en wie weet hoe laat het was geworden als we nog langer hadden gewacht. Er wordt gekookt aan de overkant in het huis van de eigenaar, die trouwens ook René heet. Wij vermoeden dat er misschien wel meer huizen ingeschakeld zijn om alles tegelijk op tafel te krijgen. Volgens René duurt het zo lang omdat het allemaal vers moet zijn, anders krijgen wij last van onze darmen. Nou daar heeft hij wel gelijk in, hij kan niet weten dat we dat toch al hadden! Het is ondertussen erg gezellig en we vervelen ons geen moment. We hebben lekker geroddeld over iedereen en de walvisvaarders vertelden het verhaal van hun avontuur. Als om negen uur het eten komt straalt René helemaal door het enthousiasme waarmee het eten ontvangen wordt. De hoeveelheid gerechten klopt niet helemaal maar de smaken zijn voortreffelijk. De meeste hadden tomaten farcie au poisson en tomaten salade. René van Petra had zeevruchten salade en die was ook voortreffelijk. De hoofdgerechten kwamen al snel daarna en waren ook allemaal geweldig. Jan en ik hadden allebei vis, de één met curry en de ander met tomatensaus. Henny had beignets, Léon spiezen met vis en Adeline en Peter gegrilde zeboe. Kortom een feestje.

In het stikdonker komen we bij het hotel aan waar de generator al uit is en op de tast vinden we onze weg. Het was een geweldige afsluiting van deze vakantie samen met onze reisgenoten.

29 september 2000

Weer naar huis

We kunnen alles op ons gemak doen vanmorgen want we worden pas om 11 uur naar het vliegveld gebracht. Precies op tijd vliegen we naar Tana. Het is weer een rustige vlucht met een mooi uitzicht over het eiland. In Tana worden we opgewacht door Gisela van Boogie Pelgrim. Helen zou dit van tevoren regelen en dat was dus gelukt. De boodschap was alleen niet helemaal over gekomen want ze was niet op de hoogte van het feit dat wij naar de toeristenmarkt en het winkelcentrum wilden. Maar ze doet gelukkig niet moeilijk en ze zet ons keurig aan het begin van de markt af. Ongeveer een kilometer lang alleen maar stalletjes met prullen voor de toeristen. Wel leuk hoor en we kopen net zolang tot de portemonnee bijna leeg is. Het laatste geld geven we uit in de supermarkt, we kopen gewoon zes t-shirts want die hadden we tenslotte allemaal weggegeven. De bus zet ons daarna af in het centrum, daar gaan we met z’n allen wat drinken. Om zes uur rijden we naar restaurant Le grill du Rova dat vlak bij de Rova ligt en waar je een prachtig uitzicht hebt over de inmiddels donkere stad. Hier gebruiken we echt onze laatste Malagasische maaltijd.

We wilden met z’n allen voor Albert betalen omdat hij de hele vakantie de fooienpot had beheerd maar helaas is hij niet erg lekker en eet hij alleen een soepje. Het ging om het gebaar en dat waardeert hij in ieder geval.

Om tien uur zijn we weer op het vliegveld. We worden wel heel erg vaak gecontroleerd en hebben een hoop plezier om een man die steeds voor wil dringen. Door het aanhoudende gedrag, van vooral Léon, verdwijnt de man uit het zicht en hebben we zijn hoedje later niet meer gezien.

Door het lange wachten, de warmte in de vertrekhal en het open been van een medepassagier gaat Jan bijna van zijn stokkie. Als we uiteindelijk buiten komen gaat het al snel weer beter. Buiten worden we ook nog een keer gecontroleerd en dan tegen 2 uur zitten we eindelijk in het vliegtuig naar huis. Het is een mooi toestel met allemaal een apart LCD-scherm met spelletjes en andere keuze mogelijkheden. We hobbelen ’s nachts heel wat af maar slapen gelukkig wel een paar uurtjes en komen redelijk fit in Parijs aan. Hier hebben we ruim vertraging maar ook dat gaat weer voorbij en niet eens zoveel te laat landen we dan toch op Schiphol waar Berna en Willem zijn om ons op te halen.

Met de belofte dat wij snel de reünie zullen organiseren nemen we hartelijk afscheid van onze reisgenoten.