Trans-Turkije met SNP – 2005

Trans-Turkije met SNP

Als de trein stopt bij een station is iemand van ons zo bij de hand om direct bij de kiosk in de rij te gaan staan en met een beetje dringen is er dan eindelijk verse koffie. Nou ja, verse nescafé dan, ook lekker als je al een paar uur onderweg bent en alleen maar water hebt gedronken. Het is 4 september 2005 en we zijn gisteren vertrokken voor ons Trans-Turkije avontuur.

De legendarische Oriënt Express reed van Londen via Istanbul naar Teheran, decor van menig misdaadroman en spionagefilm. Het Turkse traject is bijna tweeduizend kilometer lang en duurt vier dagen. Het landschap is één grote natuurfilm. Op de meest afgelegen plekken doemen kleine stations op, waar zelden reizigers opstappen. Ons treinavontuur begint in Istanbul. Langs de zee van Marmara gaat het oostwaarts naar de Anatolische hoogvlakte: steppelandschap, heuvels en bergen. Vanuit Aksehir onderaan het Sultansgebergte lopen we naar het Ebermoeras, broedgebied van ooievaars, reigers en ibissen. Via Konya het religieuze centrum van Turkije, naar Cappadocië voor een aantal wandeltochten langs tufsteenkegels en grillige canyons. Na een spectaculaire treinrit door de kloof van de heilige Eufraat bereiken we Erzurum op het hoogste deel van de steppe . De bergen raken steeds schaarser begroeid. Gele en rode aardkleuren contrasteren met groene dalen, waarin de bevolking grond in cultuur bracht via een kunstig irrigatienet. In het uiterste noordoosten ligt Kars, voormalig rijk van de Armeniërs, dit is onze eindbestemming.

Dit avontuur is begonnen toen we via Amsterdam naar Istanbul zijn gevlogen. Het enige wat we van Istanbul gezien hebben zijn wat regendruppels op de voorruit van de bus. We hebben ons getroost met een biertje in de bar van het Hotel maar dat was geen feest daar we voor dit biertje 9 lira moesten afrekenen (circa 6 euro). Dan maar naar bed want om zes uur is het al weer tijd voor het ontbijt. We worden met taxi’s naar de ferry gebracht en we steken in een klein kwartiertje de Bosporus over, ik heb het idee dat het hier allemaal pas echt begint.

Het zicht op Istanbul maakt op mij een onuitwisbare indruk. Aan de ene kant de oude stad met de Haghia Sophia, het Topkapi paleis, de Blauwe Moskee en de Süleymaniye-moskee. Aan de andere kant van het water een wereldstad met wolkenkrabbers als skyline.

We stappen uit bij het Hayderpasja station waar onze treinreis zal starten. Het is een prachtig oud station, heel statig (neoklassiek) en aan drie kanten omgeven door water. De bouw van dit station is begonnen in 1906 en is gebouwd door twee Duitse architecten die niet op een metertje keken. Het station werd in 1908 voltooid.

We kunnen, voordat de trein vertrekt, nog even kennis maken met de Turkse thee en koffie. Niet een aangename kennismaking moet ik eerlijk bekennen want beide zijn eigenlijk niet om te zuipen maar goed we doen het ermee: ’s lands wijs ’s lands eer (of zo iets).

Als we eenmaal geïnstalleerd zijn in de trein en de trein rijdt kunnen we de kaart tevoorschijn halen en op deze manier de route volgen die we gaan rijden. Ons eerste bestemming is Aksehir maar dit ligt zo’n 500 km verderop en met een snelheid van gemiddeld ca. 50 km per uur duurt het nog even voordat we daar zullen zijn. Doordat we als groep bij elkaar zitten is het al snel gezellig, zeker als de broden, tomaten, kaas en olijven tevoorschijn komen en alles verdeeld moet worden.

Het eerste stuk is heel bosrijk en groen maar later wordt het anders, kaler en ruimer maar nog steeds fantastisch mooi. We stoppen redelijk vaak en soms is er dan ineens veel leven in de brouwerij maar grote delen zit iedereen te zitten, te slapen, te lezen, sudoku’s op te lossen, naar muziek te luisteren en/of naar buiten te kijken. Sommige stations zijn heel mooi. Als we Aksehir naderen gaat de zon al onder en kleurt het Sultansgebergte prachtig rood in de avondzon. We komen pas aan als het al helemaal donker is. Gelukkig is het busje nu wel op tijd, in tegenstelling tot in Istanbul waar het een uur duurde voordat de chauffeur gevonden was. Als de kamers verdeeld zijn en de koffers gestald vertrekken we naar het restaurant voor een heerlijke maaltijd en zit de eerste treindag erop.

5 september 2005

Pruimen, appels, walnoten, bloemen en gekookte snijbonen

Ik schrik me om even over vijf uur kapot. Begint ineens de oproep voor het gebed en we zitten niet zo erg ver van de moskee dus……. Nou ja daar moeten we maar aan wennen de komende twee weken. Ik vind het niet eens zo rot klinken en val daarna ook weer gewoon in slaap. We vertrekken vandaag pas om half negen dus dat is uitslapen vergeleken met gisteren. Eerst een uurtje in de bus, onderweg inkopen doen voor de lunch en dan eindelijk wandelen. Daar waren we tenslotte voor gekomen. We gaan vandaag lopen langs de zuidelijke oever van het Eber Gölü-meer. Een vlakke wandeling van zo’n 15 km.

Voordat we lopen moeten eerst de boodschappen verdeeld worden, een ritueel dat we de komende dagen steeds zullen herhalen. De pijpjes gaan er ook meteen af want voorlopig komen we niet meer in de bewoonde wereld en de temperatuur is goed.

Na een paar stappen gelopen te hebben maken we al kennis met de vriendelijkheid van de bevolking. Een boerenwagen komt langs en deelt appels en pruimen uit (Jantje zag eens pruimen hangen………)

Het eerste stuk gaat over een asfaltweg maar langzamerhand komen we steeds dichter bij het meer en gaan we van de weg af. We steken een grote grasvlakte over. Vlak voordat we de vlakte op gaan zien we een redelijke grote zwarte slang kronkelen, waarschijnlijk een zwarte adder.

Gelukkig voor ons is deze eerste wandeldag volledig vlak.

We komen langs een akkertje waar twee vrouwen in hun moestuin aan het werk zijn. Vriendelijk worden we welkom geheten en krijgen allemaal een overheerlijke tomaat, er wordt wat heen en weer gekletst en foto’s gemaakt maar dan moeten we echt weer verder. Dichtbij ligt een dorpje waar de rietsnijders wonen. De kleine huisjes zien er erg verlaten uit. Omdat de huisjes op een heuveltje liggen hebben we vanaf hier een prachtig uitzicht over het moeras. Helaas zien we weinig vogels ook als we naar de rand van het moeras lopen zien we er maar een paar opvliegen. Waarschijnlijk moet je om veel vogels te zien er echt even de tijd voor nemen. Ook het tijdstip zal een rol gespeeld hebben.

Vlak na het rietsnijders dorpje, gaan we op een veldje onze lunch opeten. Het is even wennen zo’n eerste lunch met z’n allen maar het smaakt geweldig. Vooral de ontdekking van de geitenkaas met honing en niet te vergeten de chocoladepasta, maken de lunch tot een klein feestje. Tijdens het eten worden we gade geslagen door de plaatselijke jeugd die ons al ontdekt had in het dorpje. Alle dames krijgen bloemetjes aangeboden, we krijgen ook appeltjes en walnoten. Ineke met haar blonde haren trekt de aandacht van een moeder met waarschijnlijk een huwbare zoon want ze is niet meer weg te slaan bij haar. Maar als we weer gaan wandelen komt het allemaal weer goed en lopen we met ons eigen groepje verder. Al snel lopen we langs een grote open plaats waar een man heftig op een aantal tapijten aan het boenen is. Moeders is snijbonen aan het koken en wij moeten die natuurlijk proeven. Je komt hier bijna niet meer weg, iedereen wil je wat geven en iedereen is even aardig!

Soms lopen we parallel aan de spoorbaan waar we gisteren over heen gereden zijn en soms lopen we ook gewoon over het spoor; dat kan hier allemaal. We komen weer in een dorpje, de dames trekken hun pijpjes weer aan zodat we “zedelijk” het dorp binnen gaan. Het is nog niet het dorp vanwaar het busje ons komt ophalen maar het is wel lekker om hier weer even uit te rusten. Op het muurtje bij het gemeentehuis of school, dat is niet helemaal duidelijk, eten we nog wat perziken en appels voordat we aan het laatste stukje beginnen. We eindigen langs een drukke weg waar een cafeetje is en daar smaakt een koud biertje heerlijk na zo’n toch wel lange wandeldag.

Het busje brengt ons weer terug naar de stad.

Na het eten, in hetzelfde restaurant als gisteren, maken we een sightseeing wandeling door de stad. Jammer dat het donker is want er staan echt hele mooie huizen en gebouwen.

6 september 2005

Wolven

Met het busje rijden we naar Yakasanek, een echt mannendorp. Het terras van het theehuis zit er vol mee. Vanuit deze plaats gaan we een rondwandeling maken door het Sultansgebergte.

De lucht is strak blauw dus dat wordt zweten vandaag want we moeten naar 1610 m. Het is even lastig om de juiste route te vinden want ze zijn in dit stuk natuur een verschrikkelijke weg aan het aanleggen. We lopen even tussen de bulldozers en vrachtwagens door en proberen een alternatief uit langs het water maar dat is maar van korte duur. Na even zoeken is de weg naar boven toch gevonden. Als we net aan de klim begonnen zijn horen we wolven huilen, dat is wel heel spannend. Later horen we ze nog een keer maar als we over de eerste heuvel heen zijn is het over. We zien ook woleiken, en de heuvel staat vol ceders die met hun typische groei makkelijk te herkennen zijn. In de verte zien we op de top de Turkse vlag wapperen en kunnen zo exact bepalen waar we heen moeten. Tegen twaalven is de klim voltooid en zijn we bij de vlag. We genieten ruim van het prachtige uitzicht over het dal van het Eber Gölü-meer en het Aksehir-meer. Vanaf hier kunnen we precies de route zien die we gisteren gelopen hebben.

Het waait best hard boven maar gelukkig kunnen we lekker uit de wind zitten tijdens de lunch. omdat we “snel” gelopen hebben kunnen we na de lunch ook nog even lekker liggen; het is tenslotte vakantie.

Het eerste stuk van de tocht naar beneden is een beetje eng, steil naar beneden over een gedeelte met losse keien. Hierna wordt het een makkie, alleen maar dalen met steeds een prachtig uitzicht.

We vinden twee keer een leeg schildpadschild maar op een gegeven moment gelukkig ook een levende tussen de bosjes. Uiteindelijk komen we uit op een heuveltjes vlak boven het dorp. Je kunt vanaf hier mooi zien hoe het dorp is opgebouwd. De huizen aan de rand zijn armoedig en waarschijnlijk al heel oud, de rest van het dorp bestaat uit stenen huizen. Op de daken ligt van alles te drogen (druiven, maïs, graan, kruiden).

Op de stoeprand van het dorpsplein wachten we op de bus onder het genot van een koud biertje uit een winkeltje want in het theehuis schenken ze uiteraard alleen maar thee en daar hebben nou net geen trek in. Jacques trakteert op verse meloen die daar vanaf een wagen verkocht wordt.

Als we weer terug zijn in de stad vertrekken we direct naar de Hamam. Wat een feest en een verwennerij. Mannen en vrouwen zijn strikt gescheiden. Het is lekker warm binnen en we beginnen allemaal met ons op te warmen met warm water uit de kraantjes. Er zijn twee vrouwen die ons eerst scrubben, daarna met zeep masseren en als laatste je haren wassen en je hoofdhuid masseren. Heerlijk! We voelen ons helemaal super als we allemaal weer aangekleed zijn en weer op weg gaan naar het hotel. De mannen zijn al lang vertrokken. Ed, Martin en Jan zijn gezamenlijk een biertje gaan drinken in een café vlakbij het hotel. Zodra ze zitten worden ze voorgesteld aan de vrouw des huizes en het blijkt dan dat het meer dan alleen maar een gewoon café is???

Vanavond gaan we in een ander restaurant eten en dat bevalt goed. Hoewel het eten de vorige twee dagen niet slecht was is het nu gewoon echt goed. Ook de wijn is heerlijk, kortom weer een goede maaltijd. Na het eten nog even naar de Konditorei voor thee met zoete hapjes; een leuke afsluiting van een heerlijke dag.

7 september 2005

Op weg naar het religieuze centrum van Turkije

Nasreddin Hoca is een van de meest geliefde personen, niet alleen in Turkije maar in het hele Midden-oosten. Nasreddin Hoca is geboren in 1208 in een plaatsje genaamd Hortu, in de buurt van Ak s ehir. Hij is in 1284, op de leeftijd van 76 jaar, gestorven; 15 jaar voor de oprichting van het Ottomaanse Rijk. Nasreddin Hoca, was niet alleen een imam, maar tevens een Wijze, onderwijzer en prediker. Hij ligt begraven in een speciaal parkje in Ak s ehir. Zijn vader, Abdullah, was de imam van Hortu, waar hij tevens zijn scholing kreeg. Nasreddin was een intelligente ijverige student, hongerend naar kennis. Na de dood van zijn vader gaat hij naar Ak s ehir voor het voltooien van zijn studie. Gedurende deze tijd krijgt hij onderwijs van grote Wijzen, studeert aan de medreses (Ottomaanse universiteiten) van Konya, en wordt onderwijzer en prediker in Sivrihisar en Ak s ehir. Van het overgeleverde kunnen we concluderen dat hij ook de plaatselijke Kadi (rechter) was, hij is zijn hele leven lang een arm man gebleven. Nasreddin Hoca was een geliefd persoon in zijn omgeving vanwege zijn zachtmoedigheid, sympathie en begrip, bescheidenheid en wijsheid. Hij was een vriend, een gids, een adviseur. Hij had een gave om wereldse zorgen op een of andere manier op een medelevende, amusante manier te ontrafelen, altijd met een moraal voor hen die het konden begrijpen. In de verhalen wordt Nasreddin Hoca geconfronteerd met dagelijks leven van de mensen om hem heen; met hun eigenaardigheden, ruzies, sociale discrepanties, met hun boerderijen en hun dieren. Deze zaken handelt hij op een voor hem specifieke manier af. De hoofdpersonen in zijn verhalen zijn in eerste instantie natuurlijk hijzelf, zijn vrouw, zijn kinderen en als laatste; zijn ezel. Op basis van de verhalen kan het de gemiddelde lezer denken dat hij een simpel persoon is met weinig intellectuele eigenschappen. Dit zou echter een verkeerde aanname zijn. Inderdaad, de Hoca speelt vaak de domme; dit is echter om zijn punt duidelijk te maken en om de onwetendheid en naïviteit van zijn omgeving duidelijk te maken. Net als andere echte humoristen is hij de eerste die om zichzelf lacht en ook om anderen. Zelfs bij het uitblazen van zijn laatste adem behoudt hij zijn aard. Op zijn sterfbed liggend, vraagt hij zijn vrouw om haar beste en mooiste kleren aan te trekken. De Hoca vraagt haar om haar haar netjes te doen en haar gezicht op te maken. Ze moet zich zo mooi als het kan maken. ” Als de engel Azrail je in deze mooie kledij ziet, lijkend op een engel of een uil, misschien neemt hij jou mee en laat hij mij achter”.

Dit parkje bezoeken we in de vroege morgen. We vertrekken vandaag richting Konya voor één nacht. Voordat we gaan ontbijten en vertrekken lopen we dus nog één keer door dit leuke stadje en bekijken we ook de verschillende rotondes want die zijn wel heel bijzonder.

We hoeven maar ca. 3 uur in de trein te zitten vandaag dus dat we een beetje verspreid zitten is niet zo heel erg. Tijdens het lunchen is het wat lastiger maar ook dat wordt opgelost en zo komen we net na de middag aan.

Op het station in Konya is het een zooitje. De mensen willen al in de trein terwijl wij nog de koffers aan het uitladen zijn. Noor is helemaal in haar element, ze duwt en trekt aan de passagiers die niet kunnen wachten en dat levert later ook weer een hoop lol op. Met taxi’s rijden we naar het hotel waar we alleen de koffers op de kamer brengen en dan op pad gaan om de stad te verkennen.

Tot de dag van vandaag is Konya een religieus centrum (soefisme), de stad is het bolwerk van de religieuze politieke partijen en heeft een fundamentalistische burgemeester. Dit stamt uit de tijd dat de stad de thuishaven was van een van de beroemdste soefi-mystici: Mevlana Jalaladdin Rumi, 1207 – 1273, de stichter van de orde der dansende derwisjen. Het graf van Mervlana bevindt zich in het Mevlana museum, oorspronkelijk een seldsjoeks mausoleum. Het museum staat midden in de stad en heeft een met turkooizen tegels beklede toren. Seculier of niet, het museum is eigenlijk een heiligdom. Op de in groene zijde gehulde tombe staan een paar dichtregels van Mevlana.

We beginnen bij de theetuin die midden in de stad in het Alaeddin-park ligt. Even rustig genieten! In dit park ligt ook de oudste moskee van de stad, de Alaeddin moskee (gebouwd in de 13 de -eeuw gedurende 70 jaar lang), maar we vinden hem niet mooi, heel kaal, zelfs het vloerkleed is niet bijzonder. Dan maar op zoek naar de moskee en het museum waar Mevlana begraven ligt. Het valt niet mee om het te vinden maar als we plotseling het VVV vinden is het museum ook vlak in de buurt. In het VVV krijgen we mooie folders en een plattegrond en dat is wel handig (alleen jammer dat we er nu bijna zijn).

We bezoeken eerst de moskee die naast het Mevlana Tekke (Mevlana klooster) staat en daarna pas het klooster zelf. Ik verkleed me als een echte moslima en ga met de jongens mee naar binnen. Deze moskee is in ieder geval mooier dan die in het park. Dan gaan we het klooster (museum) in en ik raak toch wel onder de indruk. Er staan allemaal graftombes en de mooiste en grootste is die waar Mevlana in begraven ligt. De muren zijn beschreven met allerlei teksten, die we niet kunnen lezen, maar er ondanks dat toch wel indrukwekkend uitzien. Op de graftombe liggen geborduurde kleden gedrapeerd en ook zijn tulband staat er bovenop. Ook is er een tombe van zijn vader en van zijn zoon. Verder zijn er tombes van hoge derwisjen te bewonderen, je zou er stil van worden!

Ook staan er allerlei kostbaarheden in vitrines uitgestald. Dit zijn geschenken die de Mevlana-orde heeft ontvangen van welgestelde beschermheren en bekeerlingen. Ook zijn er mooie tapijten te bewonderen en als laatste vinden we ook een stuk baard van de profeet Mohammed. Deze baard zit in een kistje in een vitrinekast waar je rondom heen kan lopen. Het bijzondere eraan is dat er gaten in de vitrine zijn gemaakt zodat je er aan kan ruiken???? Ik ruik niets maar ik snap ook niet zo goed wat de clou hier achter is; misschien kom ik daar ooit nog achter.

Dan staan we ineens weer buiten in de stralende zon, toch wel een beetje onder de indruk!    We vinden dat we genoeg cultuur gesnoven hebben en slenteren door de straatjes terug richting hotel en onderweg pikken we nog even een moskee mee met Moorse motieven. Helaas kan ik niet naar binnen want het gebed is net begonnen en dan is het niet zo netjes om als vrouwelijke toerist tussen de mannen door te lopen!

Bier is niet te vinden in deze stad dus doen we het maar met een frisje totdat we weer in het hotel zijn waar uiteraard wel alcoholische versnaperingen verkocht worden.

Het eten doen we ook in het hotel; buiten want de temperatuur is goed.

8 september 2005

Reparerende mannen

We worden opgehaald met een busje want in het gebied, wat we nu gaan bezoeken, rijden geen treinen. Onze eerste stop is bij de Karavanserais Sultanhani. Een Karavanserais is een soort herberg die gebouwd is door de Seldsjoeken en Osmanen om kooplieden te beschermen langs de karavaanroutes door Anatolië, over het Romeins-Byzantijnse wegennet. De Karavanserais die wij bezoeken is een van de best bewaarde van de Seldsjoeken. Hij werd tussen 1226 en 1229 gebouwd voor sultan Alaeddin Keykubad.

De toegangspoort is heel mooi versierd, als je er doorheen bent kom je op een binnenplaats met daaromheen ruimtes die vroeger verdeeld waren in: stallen, een moskee, een turks bad en accommodatie voor reizigers en een overdekte ruimte waar handelswaar veilig kon worden opgeslagen. Het is fraai om dit te bekijken.

Als we bijna weer in de bus zitten komen Noor en Sannie terug met een verhaal over een kledenweverij waar oude kleden worden gerepareerd. Ze zijn super enthousiast en dat werkt aanstekelijk. We gaan met z’n allen even kijken. Uiteraard zijn we van harte welkom en wordt er verteld wat de mannen (jawel mannen) aan het doen zijn. Sommige kleden zijn honderden jaren oud en worden gerepareerd met oude wol. Er zijn dus mannen die oude kleden aan het ontrafelen zijn en er zijn mannen die kleden aan het repareren zijn.

Het is een interessant half uurtje maar dan moeten we echt vertrekken want er staat nog een wandeling op het programma.

Als we al een tijdje onderweg zijn komen we in de streek waar forellen gekweekt worden. Als er voorgesteld wordt om als lunch forel te gaan eten is iedereen direct enthousiast. De forel wordt in een hout gestookte oven klaar gemaakt in een schaal met knoflook, champignons, ui, tomaat en aardappel erbij. Genieten!

Na deze heerlijke onderbreking gaan we richting Cappadocië en stoppen in het dorp Selime.

Het landschap van Cappadocië is ontstaan door de vulkaan Erciyes. Dertig miljoen jaar geleden verdichtte de as die door de vulkaan was uitgebraakt zich over een gebied van ongeveer 4000 km² tot een laag tufsteen, een zachte poreuze steensoort. De tufsteen erodeerde door wind, sneeuw en regen, maar waar harder gesteente bescherming bood, ontstonden merkwaardige gevormde rotskegels zoals we tegenwoordig kunnen zien, vaak met het beschermende blok steen er nog bovenop. Terwijl de rotsen in een vulkanisch landschap gewoonlijk grijs en zwart zijn, hebben de rotsen hier zachte tinten, zoals lichtgrijs, geel, paars, roze en amber, waarbij de kleurvariatie wordt veroorzaakt door metalen en mineralen die in de loop van de duizenden jaren bij verschillende erupties zijn uitgestoten.

We gaan de Ihlara kloof bedwingen. In deze kloof zijn ongeveer 4500 door de mens gemaakte grotwoningen en 105 kerken en heiligdommen. Veel daarvan dateren uit de 8 ste en 9 de eeuw en behoren zo tot de weinige uit deze periode die aan de iconoclasten zijn ontsnapt.

Bij het begin van de wandeling is het niet geheel duidelijk hoe we moeten lopen en dat resulteert in een lastige oversteek die we heen en terug moeten maken omdat we de verkeerde kant op gaan. We moeten een stukje klimmen maar nemen ook nu niet de juiste route en lopen over geitenpaadjes die wel heel erg steil tegen de berg op gaan. Een visser beneden in de rivier probeert ons te waarschuwen en uiteindelijk nadat een aantal van ons doodsangsten hebben uit gestaan komen we op het juiste pad terecht. Het lopen hier is heerlijk, een smal pad maar wel in een prachtige natuur. Aan de ene kant de rivier en aan de andere kant een muur van steen. Onderweg komen we langs de uitgehakte kerkjes waar we er ook een van bezoeken. Heel bijzonder. De groep loopt vandaag ver uit elkaar. Halverwege het traject moet Josephine afhaken. Haar achillespees doet te veel pijn om verder te lopen. Ze is een grote meid en zal vast de weg naar Ihlara wel op een andere manier weten te bereiken al is het voor haar niet leuk dat ze niet verder mee kan. Het is al laat als we eindelijk bij het plaatsje Ihlara uitkomen alwaar de bus ons weer op komt halen. We wachten in het plaatselijke theehuis totdat hij er is. In het theehuis, dat uiteraard alleen gevuld is met mannen, is het wel een soort gezellig. Ik heb nog een gesprekje met een man maar niet zonder de hulp van mijn boekje: “Hoe en wat in het Turks”. Ook Josephine heeft haar avontuur gehad (o.a. op de thee bij een boerengezin) en sluit zich weer aan bij de groep.

De bus brengt ons naar ons hotel in Çavusin, helaas zien we weinig van de omgeving nu want het is namelijk al donker. Çavusin ligt in de buurt van Nevsehir, de hoofdstad van Cappadocië. Als we onze koffers op de kamers hebben gebracht gaan we redelijk snel eten en dan vroeg naar bed want morgen wacht ons een lange wandeldag.

9 september 2005

Surrealistisch landschap en steile afgronden!

Als we boven komen bij de eetzaal voor het ontbijt, zien we heel veel heteluchtballonnen in de lucht hangen. Dit is een spectaculair gezicht. We vertrekken met de bus naar Mustafapasja van waaruit onze wandeling begint. Het is een intact gebleven Grieks dorpje waarbij de bewoners zijn vertrokken bij de bevolkingsuitwisseling tussen Griekenland en Turkije in 1923. De huizen zijn rijk aan steenreliëfs, muurschilderingen en herinneringen aan de levensstijl van de vroegere bewoners. We lopen het dorp uit en klimmen meteen omhoog en dat zal de hele dag zo doorgaan. Omhoog en omlaag en soms langs angstvallig kleine richeltjes met diepe afgronden maar toch is het geweldig. We zien in het begin heel veel uitgehakte huizen in de rotsen, fantastisch om te zien.

Omdat dit een “toeristisch” gebied is hadden we wel wat meer toeristen verwacht onderweg maar het enige wat we tegenkomen zijn honden waarvan er een is die ons de rest van de dag vergezeld. We stoppen even in Uçhisar, voor lunch inkopen, waar een fort boven het dorp uittornt. Het is hier gezellig druk.

Als we het dorp uitlopen komen we langs een bedrijfje waar twee oudere vrouwen, een jongen en een meisje tomatensap aan het maken zijn. Het is een soort garage die vol ligt met tomaten en paprika’s met buiten op straat de tomatenpers. Als we interesse tonen wordt de pers direct in werking gesteld en voor we het weten drinken we van de lekkerste tomatensap die we ooit gehad hebben. Vers van het land en zongerijpt!

Als we net het dorp uit zijn bezoeken we een soort klooster uitgehakt in de rotsen. We besluiten om hier in de kerk te lunchen. Het is er lekker koel want het is vandaag een hele warme dag.

Hebben we vanmorgen voornamelijk langs rotswoningen en uitgehakte kerkjes gelopen, ’s middags is het het surrealistische landschap wat ons doet genieten. Heuvel op en heuvel af, langs afgronden, over smalle paadjes, door tunnels en bruggetjes en uiteindelijke twee keer een lange trap af. Deze trap is meteen het eindstation van onze geadopteerde hond; dat durft hij niet en wij vinden dat het onderhand eens tijd wordt dat hij terug naar huis gaat. De Scarlet Valley is adembenemend mooi, hoe kan het zo ontstaan! We lopen terug naar het hotel waar we rond half zes arriveren. Ik heb het dan wel een beetje gehad hoor en ben behoorlijk moe maar het is wel een van de mooiste wandeldagen geweest ooit. Hij komt in het rijtje Tongariro Crossing (Nieuw Zeeland) en Kust bij Positano (Italië) te staan.

10 september 2005

Lief hondje!

Vandaag starten we al lopend vanuit het hotel voor een wandeling rondom de Akdag, de witte berg midden in Cappadocië . Het dorpje waar we logeren heeft ook een groot aantal grotwoningen die we gemakkelijk kunnen bezoeken. We lopen hier even rond en beginnen dan met het echte werk. Ook vandaag loopt er weer een hond met ons mee. Dit keer een hele jonge die niet te stuiten lijkt. Iedereen vindt het leuk tenzij hij niet voor je voeten loopt wat nogal eens gebeurt. We zijn weer grensverleggend bezig vooral degene met hoogtevrees komen ruim aan hun trekken vandaag. Na een paar uur lopen zijn we in het meest toeristische deel toe nu toe. Hier is een hele rij toeristenstalletjes waar van alles verkocht wordt en dat is best even leuk. Ook kan je hier theedrinken en even lekker in de schaduw zitten.

Gelukkig kunnen we weer snel de heuvels in, ver weg van alle toeristen en herrie. Als we net de eerste heuvel op zijn zien we een piepklein schildpadje lopen. Jacques is bang dat het beestje op de weg terecht zal komen en neemt het mee hoger de heuvels in. We lunchen vandaag in een wijngaard en dat is heerlijk relaxed.

We kunnen ons nog niet voorstellen dat we later in de middag op het plateau zullen lopen want het lijkt hoog en heel ver weg. Toch komen we er, we moeten een hele steile helling bedwingen maar als we eenmaal op het plateau zijn is het meer dan de moeite waard geweest. In de verte ligt de karavanserais waar we morgenavond naar het Derwisjdansen gaan kijken. Het ligt er prachtig bij, helemaal alleen in een immens kale vlakte.

We dalen langzaam af, soms is dat heel spannend en zijn we blij dat het niet regent want dan kon het wel eens heel glad zijn. Uiteindelijk komen we weer bij een soort nederzetting uit waar heel wonderlijke vormen uit de tufsteenkegels zijn ontstaan. Een kameel zien we, maar ook een zeehond. De hond is er nog steeds en we hebben besloten om hem weer mee terug te nemen in de bus naar het dorp. Bij de nederzetting is het dan nog even spannend want de honden die hier horen accepteren deze vreemdeling niet en jagen hem de weg over het dal in. Gelukkig kunnen we hem redden van de grote boze honden en stoppen we hem snel in het busje. Het was alweer een dag met een gouden randje!

’s Avonds na het eten (dat overigens heerlijk was vanavond) kunnen we nog mee om wat “kerkjes by night” te gaan bekijken. Er zijn maar een paar enthousiastelingen die in het donker op pad willen. Wij gaan lekker slapen want morgen wordt het weer een hele lange dag.

11 september 2005

Een heeeeeeeeeele lange dag

Vandaag de laatste wandeling in dit prachtige gebied. We rijden met de bus naar U ç ihar en we lopen door kloven en langs de wonderlijkste tufsteenkegels tot nu toe. Ze noemen dit de Love Valley, het is een vallei vol fallussen! In een klein kloofje verzamelen we ons voor een zondagochtendpreek van Jacques over gesteente; het is weer eens wat anders. We horen veel dingen die we of heel vroeger op school wel eens geleerd hadden of die compleet nieuw voor ons zijn. Het wordt toch nog een lange wandeling want als we het hotel al in zicht hebben besluiten we om af te buigen en de grotkerkjes (die een aantal gisterenavond bezocht hebben) te gaan bekijken. We lopen dwars door de velden en dat is heel zwaar. In eerste instantie dwalen we maar wat rond maar dan eindelijk wordt het kerkje toch gevonden. Het is ook zeer de moeite waard. Er zijn nog duidelijke muurschilderingen te bewonderen maar ook uitgehakte kruizen op het plafond. Omhoog het kerkje in ging gemakkelijk maar er weer uit is iets spannender. Gelukkig lukt het bij iedereen en kunnen we terug naar het hotel.

We krijgen in het hotel een heerlijke lunch voorgezet: bladerdeeg hapjes en gevulde paprika’s een heerlijke afwisseling op het witte brood met feta en tomaten.

Na de lunch vertrekken we naar Avenos. Hier bezoeken we eerst de staatsweverij. We worden welkom geheten door een Vlaams sprekende man, dat is wel handig. De kleden die de dames met zijde aan het weven/knopen zijn zien er zonder meer prachtig uit maar wat een geduld moeten die vrouwen hebben om dat te maken. Je kunt zijde op zijde knopen, wol op wol of wol op katoen. Er zijn twee manieren van knopen, enkel en dubbel. In Turkije wordt de dubbelknoop toegepast. Het fijnste wat geknoopt kan worden is 400 knopen per vierkante centimeter en dat is heel erg mooi om te zien maar onbetaalbaar. Als we alle uitleg over het knopen gehad hebben mogen we het zelf even proberen. Dat valt niet mee!

Het is hier wel iets strakker geregeld dan in de reparatiehal waar we eerder deze week waren. We moeten meteen door naar de ruimte waar van de cocons van de zijderups draden gesponnen worden. Deze cocons zijn afkomstig uit Turkije. Van een cocon kan ca. 1200 meter draad gesponnen worden. Een draad bestaat uit 25 draden. De cocons worden in heet water gegooid, de rups is dan ook meteen gekookt en klaar om opgegeten te worden, en dan wordt het begin van een cocondraad gezocht door er met ruwe takjes overheen te gaan. Met 25 stuks tegelijk wordt er zo automatisch een draad gesponnen.

Na deze uitleg krijgen we in de volgende ruimte nog uitleg over de wol die geverfd wordt met natuurlijke kleuren. Er staan manden met wilde kastanje voor bruine kleuren, schaamluizen voor rode kleuren en indigo voor blauw. De laatste is leuk om te zien. De wol hangt in een teil met kleurstof als hij eruit komt is het geel-groen maar door de aanraking met zuurstof zie je het blauw verkleuren.

Uiteraard komt er na deze uitleg een verschrikkelijk verkooppraatje. We krijgen allemaal te drinken in een hele grote zaal en terwijl dit geserveerd wordt, worden één voor één de kleden uitgerold. Er zitten werkelijk prachtige kleden bij maar toch is er niemand die overstag gaat. Wij bijna, maar uiteindelijk toch maar niet want daar lijkt het heel mooi maar als je het kleed thuis gestuurd krijgt kan het ineens heel erg tegenvallen bedenken wij ons!

Na dit uitstapje wat toch wel leuk was gaan we nog even shoppen in de stad, nou ja stad! Er zitten hier heel veel pottenbakkers maar Jan en ik vinden het allemaal verschrikkelijk lelijk dus zijn we snel uitgekeken. We slenteren wat rond tot we een internetcafé tegenkomen. Hier gaan we even het thuisfront op te hoogte brengen van onze belevenissen van afgelopen week. Een kwartier internetten voor 50 cent; dat is toch niet duur.

’s Avonds om negen uur vertrekken we naar de Karavanserais die niet zo ver bij ons hotel van daan ligt om naar het Derwisj dansen te gaan kijken.

‘Derwisj-dansen’ is van oorsprong een zeer religieuze uiting die valt onder de verzamelterm ‘Dhikr Allah’ (gedenken van God). Dit ‘gedenken’ ging gepaard met een litanie zoals de frase ‘La ilaha Illallah’ (er is geen god dan God alleen) waarbij de ‘danser’ als het ware meebewoog met de draaiing van de aarde. Dit ten einde zichzelf op te doen gaan in ‘de aarde’ en op die manier slechts als doorgang te funtioneren van de ‘Nur van Allah’ (het Licht van God). Dit komt tot uiting in de symboliek van de handen: de ene hand is met de handpalm naar boven gericht, de ander met de handpalm naar beneden.
Deze vorm van zikr is opgezet door de welbekende Maulana Rumi, wiens monumentale werk ‘de Mathnawi’ geldt als hét belangrijkste werk na de Quraan en Hadith voor je spirituele ontwikkeling.
Door allerlei omstandigheden is deze vorm van zikr losgewrikt van de omgeving (de islamitische leerstellingen en inbedding in de Quraan/ Hadith) en is een eigen leven gaan leiden. Dit laatste is in het westen bekend geraakt als de ‘Dans van de Derwisjen’, een onderdeel van het ‘sufisme’.

We zitten in een ruimte, beetje kasteelachtig, met in het midden een soort dansvloertje. Weinig licht en langzamerhand wordt het stil. Dan komen de muzikanten op. Ze hebben een hoge conische muts op en een zwart gewaad aan. Een van de muzikanten begint met zingen (een soort gebed). Je verstaat er natuurlijk niets van en je hebt geen idee wat de beste man allemaal zegt/zingt. Dan komen er nog zes mannen op. Eén met een witte hoed en de rest met een beige hoed. Er begint een fluit te spelen, heel zacht en niet zo mooi (vind ik). Ineens begint de rest van de muziek mee te spelen. Piet, die naast me zit, schrikt zich werkelijk helemaal kapot. De dansers zijn aan de zijkant gaan zitten. Ze hebben zwarte gewaden aan maar als ze gaan dansen gaat het zwarte gewaad uit en komt er een witte jurk onder vandaan. Eén voor één beginnen de mannen te draaien (dansen), het is heel fascinerend om naar te kijken hoe ze dat doen. Er zit een bepaald patroon in het draaien en het zich verplaatsen over de dansvloer. Als ze stil moeten staan, staan ze ook meteen stil zonder maar een fractie van een ogenblik te wankelen. Op het einde zingen ze nog iets met z’n allen voordat ze het ritueel beëindigen. Ik weet niet of ik het nu mooi vond of alleen maar intrigerend!

We krijgen, als we weer uit de zaal zijn, een kopje thee aangeboden en gaan daarna aan de waterpijp. We hebben tenslotte tijd zat want de trein vertrekt pas vannacht om half twee. Het is de eerste keer dat ik waterpijp rook maar ik denk ook wel de laatste keer. De smaak is een beetje karamel-achtig en het is net of je een hap wierook neemt. Het heeft niets met roken te maken buiten het feit dat je dan wel rook in- en uitademt. Maar ach het is een leuk tijdverdrijf en nog leuker is het anderen te zien roken.

Dan is het eindelijk toch tijd om naar het station te vertrekken. We rijden naar Kayseri en horen dat de trein een uur vertraging heeft. We installeren ons op het station en wachten geduldig tot de trein komt. Met een aantal drinken we even thee in het theehuis, daar staat de televisie aan en wij zitten er net onder en dat zijn we dus snel zat. De taken zijn deze keer strak verdeeld en als de trein arriveert, zitten we dan ook zo in de trein. We zijn wel een beetje druk met z’n allen en zeker als ook nog de raki verdeeld wordt over de coupes. Om half vier gaan we toch maar slapen want de mensen in de coupe naast onze laatste coupe heeft al een keer geklaagd over de herrie en dat willen we toch niet op ons geweten hebben. Het ligt best lekker en ik val redelijk snel in slaap.

12 september 2005

Prachtige landschappen

Het slapen ging redelijk goed alleen is het alweer vroeg dag. Als ik wakker wordt is mijn stem volledig zoek. Ik weet meteen weer waarom ik ooit gestopt ben met roken want dit is de oorzaak van de waterpijp van gisteren. Om negen uur is iedereen uitgeslapen en worden de bedden weer ingeklapt. Er is nauwelijks water in de trein, het voordeel is dat iedereen hetzelfde probleem heeft dus ruiken doen we elkaar niet meer. Hygiëne wat was dat ook alweer?? Ook het toilet wordt in de loop van de dag bijna onbegaanbaar, ik ben blij met mijn grote blaas.

Het landschap waar we door heen rijden is prachtig. Langs bergen en dalen, soms begroeit en soms heel kaal. Soms ook langs een riviertje en een andere keer weer langs een autoweg of door tunnels in de bergen. We vermaken ons prima. Om ongeveer zes uur ’s avonds zijn we in Erzurum en het is jammer dat dit traject is afgelopen. De bagage wordt opgehaald en wij gaan lopen naar het hotel, dat is wel even lekker. De stad is één grote bouwput, dit zijn nog steeds herstelwerkzaamheden van de aardbeving in 1999. Het zal best wel mooi worden maar nu is het nog een zooitje.

Het eten deze avond gebeurd in een restaurant met onvervalst tl-licht. Het voordeel is dat je wel goed kan zien wat je eet, het nadeel is dat ik ook de kakkerlakken op de muur duidelijk kan zien lopen. Toch smaakt het eten goed, veel pittiger dan tot nu toe. Jammer is dat de obers niet echt vriendelijk zijn en dat er geen drank verkocht mag worden! Ook op straat valt het ons op dat de mensen minder vriendelijk zijn dan wat we tot nu toe gewend waren. We bezoeken nog een theehuis omdat het restaurant geen koffie verkocht, in het theehuis ook niet maar we kunnen nu even niets anders vinden.

Als we weer in de straat van het hotel zijn zien we dat er ook een kapper zit. Jan gaat zich nog even laten scheren en dat is een hele ervaring. De kapper zelf spreekt geen woord Engels maar er is een klant die dat wel doet zodat er toch nog iets van een gesprek ontstaat. Na het antwoord op de vraag hoeveel kinderen we hebben stokt het gesprek en komt het ook niet meer op gang. Dan niet!

Jan geniet en ik geniet daarna van zijn gladde gezicht; wauw hadden we dat maar in Nederland.

13 september 2005

Ontmoeting in het Nederlands

Vandaag gaan we gelukkig weer wandelen. We rijden zo’n 50 km naar het noorden en worden dan uit het busje gegooid. Onderweg zagen we veel landbouwgrond; graan en gras en dus ook veel koeien en schapen.

Het wordt weer klimmen vandaag, we zitten al op een redelijk grote hoogte. We starten op ca. 2000 meter en klimmen naar ca. 2500 meter. De bergen zijn kaal maar talrijk en heel mooi met verschillende kleuren. Het is allemaal weer vulkanisch. We klimmen en klauteren af en toe weer als geitjes langs de rotswanden. Op een plek, waar het pad heel smal is staan toevallig hele lekkere frambozen. De meeste wagen hun leven om er toch maar een paar te kunnen bemachtigen want ze zijn me daar lekker. Helaas moeten we weer verder. De lunch plek is vandaag ook heel idyllisch. Een prachtig mooi groen grasveldje tussen de bergen aan een piepklein riviertje. Jacques heeft ook nog lekkere zoete broodjes als verrassing dus het kan allemaal niet meer stuk vandaag. Als we bij een dorpje komen weten we inmiddels dat in dit dorp iemand woont die in Nederland heeft gewoond en gewerkt. Maar ja, het zou wel toevallig zijn als we die persoon zouden treffen want tot nu toe hebben we vandaag nog geen andere mensen gezien. Er is wel enige activiteit te bespeuren in het dorp en daar gaan we toch maar even op af. De vrouwen zijn bezig het graan uit te spreiden op grote kleden. Er wordt verlegen gelachen en een beetje contact gemaakt. Ineke met haar blonde haren valt hier wel heel erg op tussen al die zwaar gesluierde vrouwen. We vragen wat ze aan het doen zijn maar de conversatie verloopt wat moeilijk en net als we weer willen gaan horen we in onvervalst Nederlands: Hallo allemaal. De Nederlands sprekende Turk is gevonden. Hij heeft veertien jaar bij de RDM gewerkt in Rotterdam. We worden uitgenodigd om thee te komen drinken en dat slaan we deze keer niet af. Hij heeft een ruime huiskamer waar we gemakkelijk allemaal kunnen zitten (de meeste op de grond). De meubels zijn schaars maar het ziet er allemaal goed uit en natuurlijk staat er een mega-tv. De dochter des huizes zorgt voor de thee en meneer vertelt over van alles en nog wat. Het is leuk om te zien dat ze een moderne schotelantenne hebben voor de tv maar er wordt nog wel droge mest gestookt om de boel te verwarmen. Er wonen maar 100 mensen in het dorp waarvan 10 kinderen. Het was een leuk bezoek en ook leuk om te zien hoe de mensen hier leven in the middle of nowhere. Ze begrijpen niet dat wij bij hun op bezoek komen want ze vinden dat we beter naar Alanya op vakantie kunnen gaan! Uiteraard spreken wij dat tegen.

We vervolgen onze weg door het dorp, waar het overigens een grote klerezooi is, en gaan weer de bergen in. We moeten nog een paar steile afdalingen maken en lopen langs de rode rotsen die we steeds in de verte hadden zien liggen. Als we op een weggetje lopen richting eindbestemming komt het busje ons al tegemoet. In een appelboomgaard drinken we eerst gezellig nog een bakkie thee alvorens we weer naar Erzurum vertrekken. We zijn benieuwd naar de verhalen van Noor want die is vandaag “thuis” gebleven in verband met een vervelende diarree.

’s Avonds gaan we op zoek naar een ander restaurant dan dat van gisteren. We komen uit bij het Erzurum House. Dit is een heel oud huis met allemaal kamers waarin lage tafeltjes staan en kussens liggen. De muren hangen vol met oude dingen zoals singletjes, oude gebruiksvoorwerpen, schilderijen, kleden enz. Bij de voordeur moet je je schoenen uitdoen. Het doet een beetje aan als het sprookje uit 1001 nacht. We komen in het laatste “hol” te zitten. Helaas is er ook hier geen drank te koop en moeten we het doen met frisdrank of water maar het eten is wel erg lekker. Vooral de yoghurt- en linzensoep zijn erg lekker. Omdat Sannie jarig is gaan we na afloop in een Konditorei nog even koffie en thee drinken met heerlijke zoete dingetjes. Al me al een hele mooie, gezellige en leuke dag.

14 september 2005

Héél koud water

Vandaag de laatste wandeldag. We gaan nog één keer de bergen in en stoppen in het dorpje Gungormez waar de tijd 100 jaar heeft stilgestaan. De straten liggen vol met koeienstront en hooi en aan de huizen hangt het wasgoed te drogen. Prachtig om te zien! We lopen het dorp uit en al snel is het klimmen geblazen. We gaan vandaag naar de hoogvlakte van Dumla Baba, waar de bron van de Eufraat ligt. Net buiten het dorp zijn twee vrouwen hun kleden aan het schoonmaken langs de rivier, allemaal met het oog op de naderende winter. Nu is het in ieder geval nog lekker weer en dat vinden wij wel erg prettig. We klimmen langs de rotswand gestaag omhoog. Dwars door een kudde stieren. Je moet echt goed kijken waar je je voeten neerzet want er liggen hier veel verdwaalde stenen. Na de kudde komt het zwaarste stuk omhoog en dan staan we op zo’n 2500 meter en hebben we de ergste klim gehad. Tussen de middag vinden we een heerlijke stek om ons brood op te eten. Helaas zijn de nomaden vertrokken. We kunnen in het gras nog zien waar hun tenten gestaan hebben, jammer!

Vlak na de lunch bereiken we de bron van de Eufraat. Er is een muur omheen gebouwd en je ziet in een soort poeltje het water tussen de stenen omhoog borrelen. Nu komt de uitdaging. Wie gaat er het water in. Er wordt een fles wijn beloofd voor degene die dat durft want mijn thermometertje geeft 4°C aan en dat is niet veel. Jacques en later ook Jan, Piet en Toos wagen het erop; het zijn onze helden! Josephine en Ada gaan er tot hun knieën in, zelfs dat vind ik al moedig.

We moeten weer verder want we hebben lang geluncht en de bus wacht ons om vijf uur weer op in het dorp. Als we bij de laatste splitsing zijn wil Jacques toch nog even verderop op de top van de heuvel gaan kijken. We lopen gezellig met hem mee en we zien een waanzinnige vlakte en……nomadententen en schapen, heel veel schapen. Nu komt de discussie op gang of we erheen moeten lopen of niet. We zijn al een beetje aan de late kant en als we nu ook nog naar de nomaden toe gaan wordt het nog later. Toch besluiten we het te doen, alleen even een praatje en meer niet spreken we af. We worden welkom geheten door twee mannen waarvan er zelfs één, een paar woorden Nederlands spreekt. Bijzonder! Er staan zo’n twaalf tenten en de mannen vertellen dat elke kudden uit ongeveer 200 schapen bestaat. Ze hebben getaande gezichten van het buiten zijn. Het was leuk om, op de valreep, deze mensen te ontmoeten. Helaas moeten we weer verder anders zijn we niet voor het donker in het dorp. Het gaat langzaam naar beneden dus loopt het wel gemakkelijk maar we zijn toch inmiddels allemaal wel wat moe. Het laatste stuk gaan we dwars de berg af om een stuk af te snijden. Dit is echt killing en ik ben echt moe, heel erg moe en ik ben blij als bij de bus ben.

Terug in Erzurum gaat Jan nog een keer naar de barbier en later gaan we in hetzelfde restaurant eten als gisteren maar de puf is eruit bij iedereen. Vroeg naar bed.

15 september 2005

Nog meer prachtige landschappen

Voordat we naar Kars vertrekken hebben nog een paar uur de tijd om door de stad te slenteren. Wij gaan als eerste naar de juwelenmarkt, kijken of er iets moois te koop is. Ik koop een armband met zwarte git (oltutas) dat hier een specialiteit schijnt te zijn. Ook brengen we nog een bezoek aan de Yakutiye Madrasa (in 1310 gebouwd door Mongoolse heersers van Perzië) waar vooral het portaal erg mooi van is en de toren. Toch is het wel een leuke stad om even door heen te slenteren.

De trein heeft een uur vertraging maar vertrekt dan toch uiteindelijk. We worden van het ene naar het andere perron gedirigeerd door een paar jongens maar dat blijkt later toch weer niet goed te zijn. De perronchef zorgt dat we toch in de juiste trein terecht komen waar we ook nog allemaal bij elkaar in dezelfde coupe kunnen zitten. Het landschap is weer prachtig. Eerst nog heel kaal maar naarmate het later wordt zien we toch weer beboste heuvels. Onderweg lossen we nog wat Sudoku’s op, heel verslavend! Tegen zessen zijn we in Kars.

16 september 2005

Grensgeval

Het land is hier heel erg kaal en leeg merken we als wij onderweg zijn naar Ani. Af en toe een “armoedig” dorpje en wat koeien maar verder helemaal niets. Voor deze streek hadden we onze warme kleding meegenomen; nou die hebben we niet nodig want het is echt extreem warm vandaag. Zo warm hebben we het de hele reis nog niet gehad!

De ruïnestad Ani, aan de grens met Armenië is een van de meest tot de verbeelding sprekende historische plaatsen van Turkije. Belangrijke resten van de Armeense bouwkunst staan hier op een winderige vlakte langs de Gerstrivier. Ani, vanaf 961 hoofdstad van de Bagratiden-koningen van Armenië, bereikte zijn hoogtepunt onder koning Gagik I (990-1020) als de stad van duizend-en-één-kerken. De stad overleefde een Turkse plundering in 1064, maar werd in 1319 volledig verwoest door een aardbeving. De rivier vormt de grens tussen Turkije en Armenië.

We hebben onze eigen gids en hij vertelt heel veel over de historie van deze stad. Ik denk dat we er allemaal weinig van onthouden hebben want in de grote kathedraal krijgt Ada ineens geen lucht meer. Ze is nogal verkouden en om de een of andere duistere reden kan ze ineens bijna geen adem meer halen. Het loopt gelukkig allemaal goed af maar iedereen is van slag en de interesse is weg.

Tegen enen zijn we weer terug in Kars waar we in een theetuin gaan lunchen. Ze maken hier in een speciale theeketel thee en dat is leuk om te zien, de thee smaakt gewoon zoals alle thee in Turkije dus verder niet bijzonder. Een aantal gaan nog de burcht bezoeken maar ik heb genoeg gewandeld deze vakantie en ga terug naar het hotel. Heerlijk een middagdutje doen.

17 september 2005

Jantje zag eens pruimen hangen.

Bij het ontbijt krijgen we de opdracht om voor vanavond, de bonte avond, vier dichtregels te maken op het gedicht van “Jantje zag eens pruimen hangen“ over hetgeen de meeste indruk op je gemaakt heeft de afgelopen dagen. Dat gaat vast lukken!

Voordat we naar het vliegveld vertrekken hebben nog even de tijd om door de stad te slenteren. We vliegen vandaag van Kars naar Ankara en dan door naar Istanbul.

Als we in Istanbul zijn komen we onwijs in de file terecht en wordt het steeds later, terwijl we toch al niet zo veel tijd hadden om de stad te gaan bekijken. Als klap op de vuurpijl zet de chauffeur ons ook nog bij het verkeerde hotel af. Maar alles komt goed en het is nog licht als we de stad in kunnen. We gaan voor de Blauwe Moskee (Sultan Ahmet Camii) en de Haghia Sophia (Aya Sofya). Een lang gekoesterde wens gaat hier voor mij in vervulling en ik ben onder de indruk. We zien beide gebouwen nog net bij daglicht. Het plein met de fontein voor de Aya Sofya is ook mooi maar als het donker is en de boel wordt verlicht is het helemaal prachtig. Er vindt een soort licht- en klankspel plaats rond de Blauwe Moskee, jammer dat we niet genoeg tijd hebben om op ons gemak er helemaal van te genieten want we willen ook nog in de moskee kijken. Van binnen is hij echt prachtig, zoiets heb ik nog niet eerder gezien. Ik weet zeker dat we hier nog een keer terug gaan komen!

We eten niet al te ver bij het hotel vandaan. Het duurt allemaal een beetje lang en we besluiten dan ook maar om geen koffie na te nemen maar om terug te gaan naar het hotel. In het hotel is een soort binnentuin waar we bij elkaar kunnen zitten en onze gedichten voor kunnen dragen. We drinken nog een raki en er is nog wat te snoepen bij.

Waarom “Jantje zag eens pruimen hangen”? In het begin van de reis liepen we vaak door en langs boomgaarden met pruimenbomen en zodoende ontstond, bij een aantal onder ons, de vraag; hoe is nu de rest van het gedicht. Via sms’en met onze vrienden Albert en Anita hebben we uiteindelijk het complete gedicht te pakken gekregen.

Op deze laatste “bonte avond” zorgt Marchel er voor dat het gedicht aan elkaar geplakt wordt.